Financiering

Kaders en beleid

Terug naar navigatie - Financiering - Kaders en beleid

Zoals beloofd tijdens de commissiebehandeling van de kadernota 2026 wordt in deze paragraaf extra aandacht geschonken aan het treasurybeleid. De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) vormt het wettelijke kader voor de financiering. De intentie van de wet is het bevorderen van de kredietwaardigheid en transparantie van het financieringsbeleid. Voor de beheersing daarvan is een aantal instrumenten geformuleerd:

  • het stellen van een kwantitatieve kasgeldlimiet en renterisiconorm voor de begroting;
  • het verplichten van een treasurystatuut, met onder meer het stellen van kwalitatieve en duurzame uitgangspunten voor uitzettingen en rente-instrumenten;
  • het verplichten van een verantwoordingsrapportage in de jaarrekening en begroting.

De Treasury houdt zich bezig met alle toekomstige kasstromen en daarmee samenhangende risico's. Deze risico's komen zowel voort uit de financieringsbehoefte als uit de wijzigingen in de bestaande leningenportefeuilles, onder meer door vervroegde aflossingen, herfinanciering, herbeleggingen en renteaanpassingen. Het treasurybeleid is primair gericht op het waarborgen van financiële continuïteit door maatregelen te treffen zodat de organisatie financierbaar blijft. Voor de renterisico's en risico's uit financiële posities treffen we beheersmaatregelen (vermijden, spreiden). We gaan in de uitwerking verder dan de wettelijke kaders. In principe zijn de uitgangspunten als volgt:

  • zorgdragen voor voldoende financierbaarheid op korte en lange termijn;
  • bewerkstelligen van passende financieringslasten;
  • beheersen van wettelijke en feitelijke rente- en of financieringsrisico's;
  • risicomijdend uitzetten van gelden en afgeven van garanties;
  • zorgdragen voor een effectief, veilig en efficiënt betalingsverkeer;
  • actief onderhouden van contacten met marktpartijen om toegang tot de financiële markten open te houden.

Deze uitgangspunten leiden tot het zo nauwkeurig mogelijk toepassen van de matching tussen opgenomen en uitgezette gelden. Dit principe zetten we ook in de komende periode door. Verder maken we actief gebruik van de wettelijke mogelijkheden om passende financieringslasten te bewerkstelligen. Dit resulteert onder meer in het maximaal benutten van de kasgeldlimiet bij financieringsbeslissingen. In geen geval wordt de limiet onnodig overschreden.

Expliciet zijn de doelstellingen gericht op het versterken van de financierings- en vermogenspositie. Door de te betalen rente op de opgenomen leningen terug te dringen, willen we de rentekosten van de totale portefeuille minimaliseren. Hierbij mag de renterisiconorm niet worden overschreden, wordt het gebruik van kortlopende leningen beperkt tot de kasgeldnorm en moet de match tussen opgenomen gelden (o/g) en uitgezette gelden (u/g) niet in gevaar worden gebracht. Overtollige liquide middelen worden uitsluitend uitgezet bij het Ministerie van Financiën of andere gemeenten, waterschappen of provincies, met uitzondering van de provincie Zuid-Holland. Het zogenoemd 'schatkistbankieren' is landelijk voorgeschreven en heeft ten doel risico's voor gemeenten te verminderen.

We hanteren het bestuurlijke uitgangspunt dat terughoudend wordt omgegaan met het aangaan van nieuwe leningen en garantstellingen aan derden. Per geval wordt bezien of en in welke mate deze onontkoombaar zijn om noodzakelijke maatschappelijke doelen te bereiken. Bij het verstrekken van leningen of garantstellingen eisen we maximale zekerheden en/of garanties.

De omvang van kapitaalverstrekkingen en leningen (aan bijvoorbeeld woningcorporaties en verbonden partijen) is van een niveau van € 308 miljoen per eind 2013 gedaald tot € 66 miljoen eind 2024. De garantstellingen zijn gedaald van € 51 miljoen in 2013 tot € 16 miljoen per eind 2024.

 

Renteontwikkeling

Terug naar navigatie - Financiering - Renteontwikkeling

In deze begroting gaan we uit van een stijgend rentepercentage voor langlopende leningen. De rentepercentages voor de komende vier jaar zijn gebaseerd op de tarieven van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) per juli 2025 voor op te nemen leningen. Op basis van het voorzichtigheidsprincipe en vanwege risicobeheersing wordt in principe een opslag gehanteerd bovenop de BNG-tarieven. 

Rente en risico-opslag 2026 2027 2028 2029
Basisrente (opgave BNG) 30-jaars lineaire lening 3,69% 3,82% 3,93% 4,08%
Risico-opslag 0% 0,25% 0,25% 0,25%

 Het blijft zaak de renteontwikkeling in deze roerige tijden nauwlettend in de gaten te houden. De financieringsbehoefte blijft nauwgezet gemonitord worden. Bij de Kadernota 2027 bepalen we daarom opnieuw de actuele stand van zaken.

Op basis van de huidige leningenportefeuille (UG/OG), de maximale financieringsbehoefte en de verwachte renteontwikkeling, ontstaat het volgende beeld van de rente.

 Rentekosten en -opbrengsten van de financieringsfunctie

2026 2027 2028 2029
Rentekosten     5.572

     5.184

 

  5.101 6.797
Renteopbrengsten (inclusief rekening-courant)  3.779 2.968 1.866 1.866
Saldo Rente  1.793 2.216 3.235 4.931

Vanaf 2028  is de verwachting dat het batig saldo op de rekening courant omslaat naar een negatief saldo. Vanaf dat moment zal er weer geld (kort of lang) moeten worden aangetrokken wat van invloed is op het saldo van rentekosten en -opbrengsten.

Renteschema

Terug naar navigatie - Financiering - Renteschema

Op advies van de commissie BBV wordt een overzicht opgenomen waarmee we transparant inzicht bieden in de rentelasten en -baten en de wijze van rentetoerekening aan grondexploitaties, projectfinanciering en taakvelden (programma's). De rentetoerekening aan de taakvelden moet worden toegerekend met behulp van een rente-omslagpercentage.

Renteschema 2026-2029 Begroting 2026 Raming 2027 Raming 2028 Raming 2029
Bedragen x € 1.000
a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering 5.572 5.184 5.101 6.797
b. De externe rentebaten over de korte en lange financiering -3.779 -2.968 -1.866 -1.866
Saldo rentelasten en rentebaten 1.793 2.216 3.235 4.931
c1. Rente die aan facilitaire grondexploitaties (kostenverhaal) moet worden doorberekend - - - -
c2. De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend - - - -
c3. De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (=projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend - - - -
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente 1.793 2.216 3.235 4.931
d1. Rente over eigen vermogen - - - -
d2. Rente over voorzieningen - - - -
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente 1.793 2.216 3.235 4.931
e. De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) 1.584 2.244 3.245 4.945
f. Renteresultaat op het taakveld treasury -209 28 10 14
g. Boekwaarde immateriële, materiële en financiële vaste activa waarover rente wordt berekend 557.440 590.540 624.089 659.315
Omslagrente
Berekende omslagrente 0,32% 0,38% 0,52% 0,75%
Meerjarig gemiddelde 0,49%
Omslagrente (afgerond) 0,32% 0,38% 0,52% 0,75%

Onder projectfinanciering wordt het aantrekken van externe financiering voor een specifiek project verstaan. Financiering met eigen vermogen wordt niet aangemerkt als projectfinanciering. Er moet extern een lening zijn aangetrokken om het betreffende project te kunnen financieren. In het geval van projectfinanciering wordt de voor die aangetrokken lening geldende rente toegerekend aan het betreffende project. Dit kan een ander percentage zijn dan aan andere projecten wordt toegerekend op basis van de omslagrente.

De omslagrente wordt bij de begroting berekend door de werkelijk aan de taakvelden (programma's) toe te rekenen rente (in euro's) te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente moet vervolgens op consistente en eenduidige wijze worden toegerekend aan de individuele activa. Het is niet toegestaan om per investering of taakveld (programma) te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage.

Aan taakvelden worden rentelasten toegerekend. De werkelijke rentelasten (in euro's) kunnen afwijken van de voorgecalculeerde renteomslag (in euro's). Als dit het geval is, kan de gemeente besluiten tot correctie. Correctie is verplicht als deze afwijking groter is dan 25%

Renterisico

Terug naar navigatie - Financiering - Renterisico

Met de invoering van Wet fido geldt een renterisiconorm. Deze norm stelt dat het bedrag van de vaste schuld waarover de gemeente in enig jaar een renterisico loopt maximaal 20% mag zijn van het begrotingstotaal. Het risico bestaat uit de componenten: netto renteherzieningen en netto aflossingen.

Voor de komende periode houden we rekening met de volgende bedragen:

Renterisiconorm en renterisico's
Bedragen x € 1.000 2026 2027 2028 2029
1a. Renteherziening op vaste schuld o/g -
1b. Renteherziening op vaste schuld u/g
2. Netto renteherziening op vaste schuld (1a-1b) - - - -
3a. Nieuw aangetrokken vaste schuld - - -
3b. Nieuwe verstrekte lange leningen
4. Netto nieuw aangetrokken vaste schuld (3a-3b) - - - -
5. Betaalde aflossingen 12.680 8.773 19.060 17.768
6. Herfinanciering (laagste van 4 en 5) - - - -
7. Renterisico op vaste schuld (2+6) - - - -
Renterisiconorm
8. Begrotingstotaal 550.409 542.603 547.070 546.364
9. Percentage vastgesteld per ministeriele regeling 20% 20% 20% 20%
10. Renterisiconorm (8 x 9) 110.082 108.521 109.414 109.273
Toets renterisiconorm
10. Renterisiconorm 110.082 108.521 109.414 109.273
7. Renterisico op vaste schuld - - - -
11. Ruimte(+) Overschrijding (-); (10-7) 110.082 108.521 109.414 109.273

De berekening laat zien dat de gemeente Delft binnen de wettelijke norm van de renterisico's blijft.

Kasgeldlimiet

Terug naar navigatie - Financiering - Kasgeldlimiet

De prognose voor de kasgeldlimiet 2026 is dat de gemeente geen (kort geld < 1 jaar) geld moet opnemen in 2026 en dus aan de wettelijke norm zal voldoen door de nog aanwezige liquiditeit die boven de €  50 miljoen is.

Kredietrisico u/g portefeuille

Terug naar navigatie - Financiering - Kredietrisico u/g portefeuille

Naast het renterisico moet ook het kredietrisico van de uitzettingen worden bepaald. De samenstelling van de portefeuille in 2026 van uitgezette gelden (u/g) bestaat voor het grootste deel uit leningen aan ParkerenDelft BV (76%) en lokale woningcorporaties (2,8%). De overige leningen zijn aan de SVN (stimuleringsfonds 19,%) en de sportsector (zie onderstaande overzicht voor alle partijen).

De uitzetting aan de woningcorporaties staat onder garantie van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Aan dit fonds hebben de twee toonaangevende rating-agencies de hoogste typering van kredietwaardigheid toegekend. Tegenover de leningen aan Parkeren Delft BV staat, als zekerheid, het recht van eerste hypotheek op de parkeergarages voor de gemeente.

Uitgezette geldleningen(UG lang)
Bedragen x € 1.000 (ultimo boekjaar) 2026 2027 2028 2029
Woningcorporaties

1.540

1.360 1.174 985
ParkerenDelft BV 41.312 40.167 39.000

37.750

Voetbalvereniging DHL 177 154 130 107
Stimuleringsfonds

10.360

 

10.360 10.360

10.360

BUDO Gouweleeuw 64 56 49 41
St. Exploitatie Sport acc. Concordia 117 79 41

3

St. Kunstgras Sportpark Kruithuisweg 82 64 47 29
St. Scholengemeenschap Spinoza

600

500 400 300
Totaal 54.252 52.740 51.201

49.575

 

 

Garanties

Terug naar navigatie - Financiering - Garanties

De gemeente Delft staat voor de verschillende partijen in totaal voor bijna € 27,4 miljoen garant in 2026. Waarbij ParkerenDelft voor € 9,2 miljoen. Zoals in de tabel duidelijk wordt, nemen de bedragen jaarlijks af, en daarmee ook het risico. Als zekerheid tegenover de garanties heeft de gemeente in nagenoeg alle gevallen het recht van eerste hypotheek op onroerende zaken.

Afgegeven garanties
Bedragen x € 1.000 (ultimo boekjaar) 2026 2027 2028 2029
ParkerenDelft BV

9.282

7.938 6.519 5.020
Sport 1.381 1.291 1.201 975
Wonen 10.360 6.786 4.451 1.985
Filmhuis Lumen 2.658 2.497 2.336

2.175

Totaal 23.681 18.512 14.507 10.155

De gemeente heeft nog een achtervangverplichting bij de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw(WSW). Het theoretische geval dat de achtervangers op hun achtervangpositie worden aangesproken, doet zich pas voor als het garantievermogen van het WSW dreigt te dalen onder het garantieniveau. In dat geval zullen renteloze leningen aan het WSW moeten worden verstrekt om het garantievermogen weer aan te vullen. Daarbij geldt een vooraf bepaalde verdeling, namelijk dat het Rijk 50% voor zijn rekening neemt en de overige 50% wordt verdeeld onder de deelnemende gemeenten. Hierbij neemt de 'schade'-gemeente de helft op zich van het gemeentelijk aandeel.

Prognose liquiditeitsbehoefte

Terug naar navigatie - Financiering - Prognose liquiditeitsbehoefte

Delft heeft naar verwachting in totaal € 197,4 miljoen aan rentedragende leningen ultimo 2026. De rentedragende schulden bestaan uit (81%) annuïtaire of lineaire leningen. De rest van de leningen is aflossingsvrij. In onderstaand schema wordt de relatie gelegd tussen de schuldpositie van de gemeente en de financieringsbehoefte. De schuld (rentedragende leningen) neemt toe met de financieringsbehoefte. Dit vertaalt zich in een mutatie op de overige schulden, omdat de wijze van financieren afhankelijk is van bijvoorbeeld de ontwikkelingen in de investeringen en de grondopbrengsten. Het beleid is gericht op adequate financieringsvormen. Regelmatig kijken we – binnen de wettelijke kaders – naar de optimale verhouding tussen lang- en kortlopende leningen. Van de genoemde prognoses is nog niet bekend op welke wijze de financiering zal plaatsvinden (lang of kort, deze staat voorlopig opgenomen onder de 'overige schulden'). De aanname bij de prognose van de financieringsbehoefte is dat investeringen worden gerealiseerd met inachtneming van de te verwachten realisatie. De aanvullende behoefte aan (lang) geld prognosticeren we de komende jaren als volgt:

Liquiditeitsbehoefte
Bedragen x € 1.000 (ultimo boekjaar)

2026

2027 2028 2029
Waarvan:        
Rentedragende leningen 197.400 188.625 169.564 181.976
Overige schulden (totale schuld) 214.737 211.063 193.882 144.125
Schuldpositie 411.737 399.688 363.446 326.101
         
Schuldpositie: De optelling van vaste schulden, vlottende schulden en overlopende passiva (zie meerjarige balans)
Rentedragende leningen: Bestaande leningenportefeuille
Overige schulden: Dit is het niet rentedragende deel van de schuld, namelijk de vlottende schulden en de overlopende passiva
   
Prognose financieringsbehoefte - - -

30.000

Totaal rentedragende leningen: 197.400 188.625 169.564 181.796

 

 

 

Toelichting

Terug naar navigatie - Financiering - Toelichting

Bovenstaande houdt in dat alle kortlopende (< 1 jaar) uitzettingen en opgenomen gelden worden gesaldeerd. Het saldo gemiddeld per kwartaal (en niet meer dan drie opeenvolgende kwartalen) mag vervolgens niet meer bedragen dan 8,5% van het begrotingstotaal in het betreffende jaar.