Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en financiële positie

Het Weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - Het Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit.

De  beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de volgende middelen en mogelijkheden om onverwachte en substantiële kosten te dekken, die niet zijn opgenomen in de begroting:

  • Incidentele weerstandscapaciteit
    Dit betreft het saldo van de Algemene reserve dat eind 2026 ruim € 93 miljoen is. Dit totaal is exclusief de buffer die in de Programmabegroting 2023-2026 is ingesteld voor onder meer cofinanciering, Delft-West en IDD. Ook is de reservering voor de Groei van de stad die is opgenomen in de Kadernota 2026 buiten beschouwing gelaten. De nadere toelichting op de Algemene reserve en de financiële ruimte op basis van incidentele dekkingsmiddelen volgt hieronder.
  • Structurele weerstandscapaciteit
    Dit betreft de post Onvoorzien (€ 100.000) en onbenutte belastingcapaciteit. De post Onvoorzien is structureel beschikbaar voor incidentele tegenvallers die onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar zijn. Als de tegenvaller toch structureel is, dan moet deze in het volgende begrotingsjaar op een andere wijze worden gedekt. De onbenutte belastingcapaciteit voor onroerendezaakbelasting (OZB) is gelijk aan de belastingheffing die nog kan plaatsvinden tot het niveau dat een gemeente moet heffen om voor toelating van een artikel 12-aanvraag in aanmerking te komen. Voor Delft is de onbenutte belastingcapaciteit circa € 2,1 miljoen.

De benodigde weerstandscapaciteit is afhankelijk van de aard, kans van optreden en de omvang van de risico's waarmee de gemeente wordt geconfronteerd. De optelling van de risico's is € 39,8 miljoen (zie het risicoprofiel voor het actuele overzicht van de risico's).

Het weerstandsvermogen wordt bepaald door de verhouding tussen de beschikbare weerstand (2026: € 93 miljoen) en benodigde weerstand (€ 39,8 miljoen). In 2026 is de score van 2,3 als 'uitstekend' (wv > 2,0) te karakteriseren. Na aftrek van de benodigde weerstandscapaciteit is de vrij besteedbare ruimte van de Algemene reserve in 2026 € 53,4 miljoen. Deze ruimte is betrokken bij de incidentele dekkingsmiddelen.

Algemene Reserve

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - Algemene Reserve

Hieronder is een actueel overzicht opgenomen van de ontwikkeling van de Algemene reserve voor de jaren 2025-2029. De Algemene reserve is eind 2025 in totaal € 103,2 miljoen en stijgt naar € 128,5 miljoen in 2029. 

De Algemene reserve daalt na 2025 door de inzet van de buffer (-/- € 11,3 miljoen) en een bijdrage voor inflatiecorrectie van de renovatie van het Museum Prinsenhof (-/- € 2,1 miljoen). Het saldo stijgt door de overheveling van de reserve Stad naar de Algemene reserve (na aftrek van de afgesproken inzet voor het Fonds Delft 2040) (+ € 14,8 miljoen) en door de reserveringen voor de Groei van de stad (+ € 24,3 miljoen).  

Algemene reserve Bedragen x 1.000 2025 2026 2027 2028 2029
Beginsaldo 104.483 103.231 110.191 111.196 119.884
Jaarstukken 2024
Resultaat 13.282
Bestemming resultaat (voorstellen) -6.812
Buffer
Ophoging buffer (PB 2023-2026) 17.950
Inzet voor Delft-West -1.636 -1.552 -2.572 -840
Inzet voor IDD -1.175 -2.147 -1.942 -1.336 -939
Begrotingssaldo 2025-2026 -18.250
Overig
Units Stichting Islamitisch College 425
Onderwijshuisvesting - huur Karrepad -167 -167
Internationale SchakelKlas -125
Amendement 6.1.A Volwassenenfonds Sport & Recreatie -117 -117
motie IHP Cultuur / Rietveldtheater (8e begrotingswijziging 2025) -3.000
Omgevingswet - uitvoeringskosten (decembercirculaire 2023) -433
Bijdrage tijdelijke huisvesting Museum Prinsenhof Delft -50 -50
Amendement 6.2.F Gemeente Delft als culturele aanjager -75
Amendement 6.2.G 80 jaar vrijheid niet vanzelfsprekend -50
Verwerving Schieweg 13 -1.350
Bijdrage reserve Dekking kapitaallasten voor renovatie Museum Prinsenhof Delft -2.119
Groei van de stad 1.000 4.619 9.964 8.687
Verschuiving reserve Stad naar Algemene reserve 900 12.113 900 900 900
Cofinanciering versmalling Beatrixlaan (reserve Dekking kapitaallasten) -569
103.231 110.191 111.196 119.884 128.532
waarvan buffer (incl. inzet Delft-West, IDD en begrotingssaldi) 19.654 15.955 11.441 9.265 8.325
waarvan Groei van de stad 1.000 5.619 15.583 24.270
waarvan overig (inclusief restant Eneco) 83.577 93.237 94.137 95.037 95.937

Incidentele dekkingsmiddelen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - Incidentele dekkingsmiddelen

In de Kadernota 2023 is de keuze gemaakt om incidentele dekkingsmiddelen te gebruiken als dekking voor cofinanciering en reserveringen voor Delft-West, Innovatiedistrict Delft, Prinsenhof en de Gelatinebrug. In de Kadernota 2026 is daar een reservering voor de nieuwe bestuursperiode aan toegevoegd. Samen met de toegezegde en/of al ontvangen extra middelen van het Rijk voor onze woningbouwopgave, infrastructuur en openbare ruimte, voor de sociale opgave in Delft-West en de energietransitie is hiermee het fundament beschikbaar om stevig te investeren in de stad.

De incidentele dekkingsmiddelen zijn opgenomen in de Algemene reserve (buffer, vrij besteedbare ruimte na aftrek risicoprofiel). Vanaf dit jaar is de vrij besteedbare ruimte in de reserve Stad (na aftrek van de afgesproken inzet voor Fonds Delft 2040) overgeheveld naar de vrije ruimte van de Algemene reserve.

Hierna volgt een actueel overzicht van het initiële voorstel in de Kadernota 2023, de laatst gepresenteerde stand van zaken in de Kadernota 2026 en de actuele situatie in de Programmabegroting 2026-2029. Majeure verschillen tussen de kadernota en de nieuwe begroting zijn in de laatste kolom geduid.

Incidentele dekkingsmiddelen (bedragen x € 1.000)
Financiƫle ruimte KN 2023 KN 2026 PB 2026-2029
Algemene reserve
- Buffer 43.100 9.449 8.325 Delft-West
- Vrij besteedbare ruimte 27.097 45.179 56.080 Inclusief reserve Stad, risicoprofiel, MPD
Reserve Maatregelen coronacrisis 3.727
Reserve Stad (FD 2040)
- Bestedingsruimte 22.467 18.467 Saldo naar Algemene reserve
- Revolverend pm pm pm
96.391 73.095 64.405
Inzet
1. Co-financiering -26.350 -13.200 -12.631 Bijdrage Beatrixlaan
2. Opgave Delft-West -10.000 -1.949 -1.476 Herfasering inzet
3. IDD (Delft Zuid Oost) -8.000 - -
4. Museum Prinsenhof -10.000 -10.000 -10.000
5. Gelatinebrug -8.000 -4.600 -4.600
6. Begrotingssaldo 2024-2025 -24.000 -6.750 -6.750
7. Financiƫle ruimte bestuursperiode 2026 e.v. -15.000 -15.000
-86.350 -51.499 -50.457
Saldo incidentele ruimte 10.041 21.596 13.948
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - Toelichting inci. dekking

Ten opzichte van de Kadernota 2026 is het saldo van de incidentele ruimte gedaald. Dit komt door de actuele fasering van de inzet voor Delft-West, de ophoging van het actuele risicoprofiel, de bijdrage voor de inflatiecorrectie van de renovatie Museum Prinsenhof Delft en de verschuiving van de beschikbare dekkingsruimte in de reserve Stad naar de vrij besteedbare ruimte in de Algemene reserve. Het saldo van de bestemmingsreserve Stad is nu afgestemd op de afgesproken bijdragen voor de projecten in het Fonds Delft 2040. 

EMU-saldo

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - EMU-saldo

Het EMU-saldo is het saldo van de inkomende en de uitgaande geldstromen die samenhangen met transacties en investeringen in een bepaalde periode, overeenkomstig de voorschriften van de EU. Het EMU-saldo geeft aan met welk bedrag de schuldpositie van een gemeente in een bepaalde periode is gemuteerd (een nadelig saldo betekent een afname van het eigen vermogen en een toename van de schuld). Conform deze voorschriften is het beeld van het EMU-saldo van de gemeente Delft als volgt.

(bedragen Ɨ 1.000) 2024 2025 2026 2027 2028 2029
EMU saldo
Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves -5.540 -862 -8.929 -2.935 2.676 4.929
Mutatie (im)materiƫle vaste activa (investeringen -/-) 17.771 40.862 33.778 37.151 42.085 38.700
Mutatie voorzieningen -2.225 -9.239 -5.298 -1.715 624 -2.183
Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) 1.140 -3.148 - 437 5.318 -
Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiƫle vaste activa - - - - - -
Berekend EMU-saldo -26.676 -47.815 -48.005 -42.238 -44.103 -35.954

Het EMU-saldo is in alle jaren negatief. Dit betekent dat op kasbasis de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten bij de gemeente Delft. Uitgaven aan investeringen zijn hiervoor de belangrijkste verklarende factor. Met het EMU-saldo is rekening gehouden in de financieringsbehoefte van de gemeente. In het bestuurlijk overleg tussen Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen (18 januari 2013 en 14 september 2015) is afgesproken dat er geen sturingsmaatregelen door het Rijk op basis van EMU-saldo en geen referentiewaarden op het individueel niveau van de decentrale overheden meer worden bepaald. Op basis van eerder bepaalde referentiewaarden zou het EMU-saldo in 2025 € 26,358 miljoen negatief mogen zijn (bron: septembercirculaire 2025).

Meerjarige balans

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - Meerjarige balans

Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) schrijft voor dat gemeenten een meerjarige balans moeten opstellen voor het begrotingsjaar en de drie volgende jaren. Dit is gebeurd op basis van de Jaarstukken 2024, cijfers van het EMU-overzicht en een beoordeling van de mutaties op de leningenportefeuille. 

Balans (bedragen x € 1000 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Activa
Vaste activa 456.241 497.103 530.881 568.032 610.117 648.817
Immateriele vast activa 87.356 86.056 84.756 83.456 82.156 80.856
Materiele vaste activa 368.885 411.047 446.125 484.576 527.961 567.961
Financiƫle vaste activa 78.600 76.056 73.512 70.968 68.424 65.975
Kapitaalverstrekking deelneming 8.740 8.740 8.740 8.740 8.740 8.740
Leningen aan deelnemingen 43.519 42.524 41.529 40.534 39.539 38.544
Leningen aan corporaties 14.465 13.011 11.557 10.103 8.649 7.195
Overige verstrekte leningen 11.876 11.781 11.686 11.591 11.496 11.496
Vlottende activa 133.515 89.367 50.537 145 5.463 5.463
Gronden in exploitatie -2.607 -5.755 -5.755 -5.318 - -
Gronden niet in exploitatie - - - - - -
Overige voorraden 10 10 10 10 10 10
Vorderingen 136.112 95.112 56.282 5.453 5.453 5.453
Liquide middelen 20 20 20 20 20 20
Overlopende activa 21.394 12.838 12.837 12.837 12.838 12.838
Totaal activa 689.770 675.384 667.787 652.002 696.861 733.113
Passiva
Eigen vermogen 316.063 316.840 307.674 304.290 306.429 310.693
Algemene reserve 117.764 105.014 111.976 112.981 121.670 130.317
Bestemmingsreserve 198.299 211.826 195.698 191.309 184.759 180.376
Voorzieningen 42.762 33.523 28.225 26.510 27.134 24.951
Vaste schulden 208.502 220.076 207.397 198.624 179.564 179.564
Vlottende schulden 33.980 33.980 33.980 43.980 68.980 68.980
Overlopende passiva 88.463 70.965 90.511 78.598 114.754 148.925
Totaal passiva 689.770 675.385 667.787 652.002 696.861 733.113

De bruto stadsschuld omvat de vaste schulden, vlottende schulden en de overlopende passiva (verplichtingen die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen). De bruto schuld bedraagt ultimo 2025 €325 miljoen en stijgt in het nieuwe begrotingsjaar naar circa € 332 miljoen. De stijging van de stadsschuld hangt samen met de actuele leningenportefeuille, het investeringsprogramma en  de toename van vooruitontvangen -meerjarige- subsidies van het Rijk. 

Financiƫle kengetallen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - Financiƫle kengetallen

Om goed inzicht in de financiële positie te geven, schrijft het BBV voor zes financiële kengetallen (zie tabel hieronder) op te nemen in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Een kengetal (of financiële ratio) is een verhoudingsgetal dat is opgebouwd uit exploitatie- en/of balanscijfers. Bij de kengetallen hoort een samenhangende beoordeling van de scores in relatie tot de signaleringswaarden die de provincie als financieel toezichthouder hanteert.

Waarderingscijfer

Minst risicovol Neutraal Meest risicovol
Ratio      
Netto schuldquote  < 90%  90%-30% > 130%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen  < 90%  90%-30% > 130%
Solvabiliteitsratio  > 50% 20%-50% < 20%
Grondexploitaties  <20% 25%-35% > 35%
Structurele exploitatieruimte  >0% 0% < 0%
Belastingcapaciteit  <95% 95%-105% > 105%

bron: Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (GTK) 2020 gemeenten

De signaleringswaarden zijn geen doel, maar gelden als maximum (schuldquotes, grondexploitaties) c.q. minimum (solvabiliteit) en fungeren als referentie voor de beoordeling. Een sterk afwijkende score (bijvoorbeeld oranje of rood voor de netto schuldquote) kan reden zijn voor actief overleg met de raad. Tot slot bespreken we drie aanvullende kengetallen die op verzoek van de raad zijn toegevoegd.

De kengetallen zijn weergegeven in onderstaande tabel. Bij deze ratio's is geen sprake van afwijkende scores ten opzichte van de signaleringswaarden van de financieel toezichthouder. Op basis van de kengetallen is de financiële positie van de gemeente houdbaar. Deze conclusie lichten we onder de tabel per ratio toe. 

Ratio's Jaarrekening 2024 Prognose 2025 Prognose 2026 Prognose 2027 Prognose 2028 Prognose 2029
Door BBV voorgeschreven
Weerbaarheid
Netto schuldquote 32,3% 43,4% 48,5% 56,1% 62,8% 68,8%
Gecorrigeerde netto schuldquote 19,7% 30,0% 36,6% 44,6% 51,9% 58,4%
Solvabiliteitsratio 41,5% 46,9% 46,1% 46,7% 44,0% 42,4%
Wendbaarheid
Kengetal grondexploitaties 0,3% -1,2% -1,1% -1,0% 0,0% 0,0%
Structurele exploitatieruimte 6,7% 0,9% 0,2% 0,3% 1,8% 1,9%
Belastingcapaciteit 113,5% 120,0% 116,9% 116,9% 116,9% 116,9%
Gemeentelijke aanvulling
De ontwikkeling van de netto schuld per inwoner 1.583 1.966 2.353 2.674 3.022 3.332
Het saldo van baten en lasten als percentage van de baten 5,1% -0,2% -1,6% -0,5% 0,5% 0,9%
Onbenutte belastingcapaciteit (OZB)
Onbenutte belastingcapaciteit (OZB) als percentage van de baten 0,60% 0,42% 0,39% 0,39% 0,39% 0,39%
Inwoneraantal ( bron: CBS en afdeling O&S) 110.224 110.400 111.662 113.271 114.152 113.784

Netto schuldquote
Het kengetal netto schuldquote geeft de verhouding tussen de schuldenlast (saldo van bruto schuld en geldelijke bezittingen) en de inkomsten. Op basis van de score kan een oordeel worden gevormd in hoeverre het inkomen van de gemeente toereikend is om de schuldverplichtingen te voldoen. De hoogte van de inkomsten bepaalt namelijk in belangrijke mate hoeveel schulden een gemeente kan dragen. Hoe hoger het inkomen, des te meer schuld een gemeente kan aangaan. De netto schuldquote is eind 2026 48,5% en krijgt als waardering 'Minst risicovol' (zie Waarderingscijfer GTK 2020 gemeenten).

Op termijn is een stijging van de score te verwachten omdat de liquide middelen afnemen en de financieringsbehoefte gaat toenemen door toevoeging van nieuwe investeringen aan het investeringsprogramma. Voor het behoud van de financiële gezondheid is het beheersen van de stadsschuld een randvoorwaarde.

Het kengetal netto schuldquote is gevoelig voor schommelingen in inkomsten, bijvoorbeeld door taakwijzigingen of bezuinigingen van rijkswege. Er ontstaat dan een noemer-effect. Bij een stijging/daling van de inkomsten kan een naar beneden/boven vertekend beeld van de netto schuldquote ontstaan, zonder dat de omvang van de schuld wijzigt.

Gecorrigeerde netto schuldquote
Bij de gecorrigeerde netto schuldquote wordt de schuldquote verlaagd met doorgeleende middelen, omdat de rentebetaling en aflossing bij die andere partij ligt. Delft heeft in 2026 € 62 miljoen doorgeleend aan andere partijen die de rente betalen en jaarlijks aflossen, bijvoorbeeld woningcorporaties en Parking Delft (zie paragraaf Financiering). Overigens is het uitlenen van geld niet zonder risico. Als de lenende partij de lening niet kan terugbetalen, is de gemeente het uitgeleende geld kwijt en blijft zij zitten met de schuld. In Delft wordt de kans dat dit risico zich voordoet laag ingeschat. In 2026 is de gecorrigeerde netto schuldquote 36,6% ('Minst risicovol'). 

Conclusie is dat de schuldpositie van de gemeente beheersbaar is. De komende jaren wordt een stijging voorzien die goed gemonitord moet worden.

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft aan in hoeverre er geen schulden op het bezit rusten. Als er veel eigen vermogen is (algemene reserve en bestemmingsreserves), hoeft een hoge schuld geen probleem te zijn voor de financiële positie. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de weerbaarheid van de gemeente. De signaleringswaarde voor de solvabiliteitsratio is een ondergrens van 20%. De solvabiliteitsratio van de gemeente is eind 2026 46,1 %.

Als de toename van de investeringen volledig door schuldfinanciering wordt gedekt, stijgt de stadsschuld en daalt de solvabiliteit. Voor behoud van de financiële gezondheid moet dus ook de ontwikkeling van de solvabiliteit in samenhang met de schuldquote gemonitord worden. Voor behoud van voldoende solvabiliteit kan het nodig zijn om te sturen op een positief exploitatieresultaat.

Grondexploitaties
Omdat grondexploitaties een forse impact kunnen hebben op de financiële positie, is het kengetal grondexploitatie toegevoegd. Dit kengetal geeft de grondpositie (de waarde van de grond) ten opzichte van de totale baten. Hoe lager het percentage voor dit kengetal, hoe beter. Een kengetal grondexploitatie van 35% of hoger wordt beschouwd als risicovol. In Delft is de grondpositie beperkt en voor reële marktwaardes opgenomen op de balans. Het risico op de voorraad bouwgrond en de schuld die ermee samenhangt is daarmee gering. Het kengetal is eind 2026 -1,1%.

Structurele exploitatieruimte
Het kengetal structurele exploitatieruimte vergelijkt de structurele baten en structurele lasten met de totale baten. Een positief percentage betekent dat de structurele baten (bijvoorbeeld de algemene uitkering uit het gemeentefonds en de onroerendezaakbelasting) toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van een lening) te dekken. De structurele exploitatieruimte is positief.

Belastingcapaciteit (OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing)
Het kengetal belastingcapaciteit laat zien hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Naast de onroerendezaakbelasting (OZB) wordt tevens gekeken naar de riool- en afvalstoffenheffing, omdat deze heffingen niet kostendekkend hoeven te zijn, maar ook lager vastgesteld mogen worden (er is dan sprake van belastingcapaciteit die niet benut wordt). Het kengetal geeft inzicht in de ruimte voor belastingverhoging om bijvoorbeeld een financiële tegenvaller op te vangen of om nieuw beleid te dekken (in het volgende begrotingsjaar). Hiermee geeft dit kengetal – naast de schuld en de verhouding tussen structurele lasten en structurele baten – een indicatie van de wendbaarheid van de begroting, oftewel de mate waarin bijgestuurd kan worden op een tegenvaller (de wendbaarheid wordt verder beperkt door een hoge schuld en structurele lasten die hoger zijn dan de structurele baten). De score voor het kengetal belastingcapaciteit is met 116,9% risicovol. Dit betekent concreet dat de wendbaarheid beperkt is.

Conclusie: de financiële positie is op basis van de financiële kengetallen ultimo 2026 goed; met uitzondering van de belastingcapaciteit voldoen de scores aan de signaleringswaarden van de financieel toezichthouder. Om financieel gezond te blijven, monitoren we de ontwikkeling van de stadsschuld en de solvabiliteit, mede in relatie tot de financieringsbehoefte, de liquiditeit en de benodigde aflossingscapaciteit.

Gemeentelijke aanvulling

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en financiƫle positie - Gemeentelijke aanvulling

Met de raad is een aantal extra indicatoren afgesproken.

Netto schuld per inwoner
De netto schuld per inwoner brengt de ontwikkeling van de schuld (de zogenaamde schuldevolutie) in beeld. Door de netto schuld per inwoner eind jaar t-1 af te trekken van de netto schuld per inwoner eind jaar t verkrijg je de schuldevolutie per inwoner in jaar t.

Saldo van baten en lasten als percentage van de baten
Het saldo van baten en lasten als percentage van de baten is negatief, omdat gebruik gemaakt wordt van de inzet van reserves.

Onbenutte belastingcapaciteit OZB
Het kengetal onbenutte belastingcapaciteit (OZB) laat de ruimte voor stijging van de OZB zien als gekozen wordt voor 120% van het landelijk gemiddelde. Voor Delft is deze ruimte 0,39% van de totale begroting.

Risicoprofiel

Risicoprofiel

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - Risicoprofiel

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het risicoprofiel van de gemeente Delft. Bij de inventarisatie van de risico's hanteren we de volgende definitie: een onvoorziene gebeurtenis met wellicht een negatieve materiële financiële impact waarvoor nog geen maatregelen getroffen zijn. De risico's met een (in de planperiode) verwachte omvang groter dan € 0,1 miljoen zijn zichtbaar gemaakt. Verder hebben we onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele risico's. Na de tabel en risicomatrix is per risico een korte tabel met specificaties opgenomen en daaronder een inhoudelijke toelichting. Deze toelichting op ieder risico  in het risicoprofiel wordt afgesloten met een overzicht 'Overige operationele risico's' die pro memorie worden opgenomen, omdat ze nog erg onzeker zijn in omvang en waar ook nog rijksmiddelen tegenover kunnen komen te staan. De paragraaf sluit af met de meer strategische risico's voor de gemeente op langere termijn en de zogeheten kerndossiers.

Voor de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit wordt de omvang van de risico's gewogen met de kans van optreden, aangeduid in het kolomhoofd met 'zonder weging' en 'met weging', respectievelijk. De weging betekent:

  1. dat we voorheen ongewogen risico's nu wegen met de kans, waarbij de waarde 1 = 10%, 2 = 30%, 3 = 50%, 4 = 70% en 5 = 90% (= kolom Kans (%)), en
  2. dat we structurele risico's vermenigvuldigen met een factor twee (= kolom Factor).

De genummerde risico's vormen het huidige risicoprofiel en worden na de figuur per stuk toegelicht met detailtabel en toelichting. We maken in het risicoprofiel voor grondexploitaties al gebruik van gewogen bruto risico’s. Dat is het geval bij de risico’s '4. Bouwgrondexploitaties' en '5. Schieoevers'. (Nadere informatie over grondexploitaties staat in de paragraaf Grondbeleid en in het TMPG (Tussentijds Meerjarenprogramma Grondontwikkeling)). 

In totaal komt het operationeel risicoprofiel uit op € 39,9 miljoen. Dat is toegenomen met ruim € 2 miljoen ten opzichte van stand bij de Jaarstukken 2024 (€ 37,7 miljoen). De grootste wijziging is de toepassing van de risicomethodiek bij het project Prinsenhof, waarbij de omvang van het risico al gewogen wordt opgeleverd, zoals bij Schieoevers en grondexploitaties ook wordt toegepast. De overige wijzigingen zijn updates van bestaande risico's, waarvan de grootste: i) een daling van € 0,4 miljoen op het risico van Schieoevers, ii) de verhoging van het risico op de grondexploitaties met € 0,3 miljoen, en iii) de daling van het risico in de Jeugdhulp Plus met € 0,3 miljoen nu daar een bovenregionaal plan is vast gesteld. En de overige wijzigingen zijn inhoudelijke updates en beperkt in omvang en veelal het gevolg van prijsbijstellingen, vaak na enkele jaren ongewijzigd te zijn. 

Risico's
Bedragen x € 1.000 Nr I/S Begroting 2025 met weging Jaarverslag 2024 met weging Begroting 2026 zonder weging kans kans % Impact factor Begroting 2026 met weging
Duurzame stad
Bodemsanering TU Delft Campus Zuid 1 I 210 210 350 4 70% 3 1,0 245
Grondwateronttrekking schade 2a I 900 900 3.000 2 30% 3 1,0 900
Grondwateronttrekking uitstel 2b I 300 300 750 2 30% 2 1,0 225
Goed wonen
Bodemverontreiniging 3 I 100 100 250 3 50% 1 1,0 125
Bouwgrondexploitaties 4 I 11.421 8.826 9.100 2 (reeds gewogen) 9.100
Schieoevers 5 I 20.100 20.200 19.800 3 (reeds gewogen) 19.800
Schone en veilige stad
Verbrandingkosten en grondstoffenopbrengsten 6 I 125 125 300 3 50% 3 1,0 150
Gezonde en sociale stad
WMO en Jeugdhulp 7a S 4.950 2.970 6.600 2 30% 3 1,5 2.970
Jeugdhulp Plus (JHP) 7b I 455 455 650 2 30% 3 1,0 195
Samenleven, onderwijs en cultuur
Doorontwikkeling welzijnswerk 8 S 300 300 500 2 30% 3 2,0 300
Project Prinsenhof 9 I 2.500 2.500 5.000 3 (reeds gewogen) 5.000
Verruiming btw-sportvrijstelling 10 S 120 120 200 2 30% 1 2,0 120
Werk en inkomen
Participatie in balans 11 S 400 400 400 3 50% 3 2,0 400
Bijzondere bijstand S / (I) 600
Overig
Vpb reclameinkomsten I 50
Vpb benzineverkooppunten 12 I 325 325 650 3 50% 2 1,0 325
Totaal 42.856 37.731 47.550 39.855
Waarvan incidenteel 36.486 33.941 39.850 36.065
Waarvan structureel 6.370 3.790 7.700 3.790
Terug naar navigatie - Risicoprofiel - Impact

Ieder risico is gescoord op kans en impact. Daarbij is gewerkt met een schaal van 1 tot 5 (1 = zeer laag, 5 = zeer hoog). De kans maal impact geeft de risicoscore. Samengevat ziet de risicomatrix van de gemeente Delft er dan als volgt uit:

Voor de risico's met betrekking tot Schieoevers (5) en het project Prinsenhof (9), hier beiden in het rood, is ook nadere toelichting te vinden bij de andere kerndossiers (zie Risicomanagement: de Delftse aanpak). 

1. Bodemsanering TU Delft Campus Zuid

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 1. Bodemsanering TU Delft Campus Zuid
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
Bodemsanering TU Delft
Campus Zuid
Duurzame stad 4 3 12 350 I

Wat is het risico?
De bodem is vervuild en de verantwoordelijkheid voor sanering ligt bij de gemeente. De wijze van sanering is afhankelijk van het soort ontwikkeling. Dus afhankelijk van wat er ontwikkeld wordt, schatten we de kosten met moderne saneringstechnieken op orde grootte € 0,35 miljoen.

Wat zijn de oorzaken?
Op Campus Zuid was eerder een autocrossterrein gevestigd waarvoor de gemeente verantwoordelijk was. Na beëindiging bleek de bodem vervuild te zijn.

Beheersmaatregelen:
Met de Technische Universiteit Delft is afgesproken om het terrein te saneren wanneer hier ontwikkelingen op plaatsvinden. Op dit moment is nog niet bekend wat er ontwikkeld gaat worden en wanneer dit gaat plaatsvinden.

2. Grondwateronttrekking (gwo)

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 2. Grondwateronttrekking (gwo)
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
Grondwateronttrekking schade Duurzame Stad 2 3 6 3.000 I
Grondwateronttrekking uitstel Duurzame Stad 2 2 4 750 I (over 4 jaar)

Wat is het risico?
Door de afbouw van de onttrekking veranderen de grondwaterdrukken in de bodem en kan de bodem bewegen. Als dat te snel gebeurt, kan dat schade veroorzaken aan gebouwen van circa € 3 miljoen. In 2021 heeft uit voorzorg geen afbouw van de onttrekking plaatsgevonden, omdat de bodem sneller steeg dan verwacht (wel binnen de normen). Uit monitoring is gebleken dat dit zich weer stabiliseerde. In 2022 en ook in 2023 is daarom verdergegaan met de afbouw. Vanwege de natte winter en voorjaarsperiode in 2024 was de grondwaterstand hoger dan normaal. Daarom is in 2024 de afbouwstap later gerealiseerd. In 2025 wordt de volgende reguliere afbouwstap genomen. Het al dan niet nemen van een afbouwstap wordt ieder jaar opnieuw afgewogen. De kosten voor een jaar uitstel bedragen cumulatief voor de resterende periode circa € 0.75 miljoen. 

Wat zijn de oorzaken?
De gemeente kan aansprakelijk worden gesteld voor gevolgschade als gevolg van veranderende grondwaterstanden. En eventueel uitstel leidt tot meerkosten.

Beheersmaatregelen:
Jaarlijks zijn en worden de risico’s en beheersmaatregelen geactualiseerd op basis van gedegen monitoring. Aan de hand daarvan is en wordt afgewogen of de volgende reductiestap wel, gedeeltelijk of niet wordt doorgevoerd. Bij twijfel wordt uitgesteld omdat dit de laagste impact heeft.

3. Bodemverontreiniging

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 3. Bodemverontreiniging
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
 Bodemverontreiniging Goed Wonen 3 1 3 250 I

Wat is het risico?
Het ontdekken van onbekende locatie(s) met hevige verontreiniging van bodem, waar ingrijpen dringend nodig is. Regelmatig worden door (leiding)werkzaamheden, door nieuwe onderzoeken, en door nieuwe regelgeving, onbekende verontreinigingen geconstateerd in gemeentelijk grondbezit. De in de begroting beschikbare budgetten voor saneringen kunnen onvoldoende zijn. In 2024 speelde dit bijvoorbeeld op Noordeinde (zie programma Goed Wonen, post 83-Wonen en Bouwen en programma Schone en veilige stad, post 74-Milieubeheer).

Wat is de oorzaak?
De gemeente is wettelijk verplicht bij verontreiniging van de bodem deze te saneren of te beheersen, maar de locatie, omvang, de aanpak en de kosten zijn nog onzeker.

Wat is het gevolg?
De gemeente zal kosten moeten maken voor sanering of beheersing van nog onbekende omvang.

Beheersmaatregelen:
De onzekerheid over de aanpak en de kosten managen we door een stapsgewijze projectmatige werkwijze.

4. Bouwgrondexploitaties

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 4. Bouwgrondexploitaties
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1000) Tijdsperiode
Bouwgrondexploitaties Goed Wonen 2 3 6 9.100 I

Wat is het risico? 
Grondexploitaties kennen projectspecifieke risico's en algemene risico's.  Het totale risicobedrag gemoeid met de projectspecifieke risico's is € 7,1 miljoen. Drie positieve grondexploitaties kunnen hun projectspecifieke risico’s deels zelf opvangen. Dit betekent dat het benodigd weerstandsvermogen om de projectspecifieke risico's te kunnen opvangen beperkt blijft tot € 5,5 miljoen. Daarnaast worden algemene risico's berekend die voor alle grondexploitaties dezelfde zijn. Dit houdt verband met onzekere economische ontwikkelingen. Er zijn drie scenario's doorgerekend met alternatieve parameters voor kostenstijging en opbrengstenstijging. Deze leiden tot een risicobedrag van € 3,8 miljoen voor alle grondexploitaties. Het benodigde weerstandsvermogen om de algemene risico's op te vangen komt uit op € 3,6 miljoen. Het totale te dekken risicobedrag, voor beide typen risico's komt daarmee uit op € 9,1 miljoen (reeds gewogen). Dit is € 0,2 miljoen hoger dan ten tijde van de Jaarrekening 2024.

Wat zijn de oorzaken? 
Projectspecifiek gaat het onder meer om stijging van bouwkosten onroerend goed, complexiteit in de bouwlogistiek, hoge ambities, extra kwaliteitseisen ten aanzien van de openbare ruimte, gefaseerde ontwikkeling van de locatie, nog onvoldoende inzicht in saneringsopgaven. Daarnaast is er onzekerheid over de hoogte van de toegepaste parameters in relatie tot de algemene risico's. 

Wat zijn de gevolgen? 
Dalende grondwaarden, stijgende aanlegkosten openbaar gebied, langere doorlooptijd van het project en intensievere afstemming van werkzaamheden . Hogere inflatie leidt verder tot lagere verwachte financiële resultaten.

Beheersmaatregelen: 

  • Aanpassen programmering
  • Besparingen op kwaliteit en duurzaamheidsmaatregelen
  • Zakelijke aansturing van processen
  • Nadere onderzoeken

5. Schieoevers

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 5. Schieoevers
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
Schieoevers Goed Wonen 3 4 12 19.800

Wat is het risico?
De gemeente Delft wil Schieoevers Noord transformeren van een werklocatie naar een gemengd werk-woongebied. De ambitie is om in fase 1 tot 2030 ruim 1.800 arbeidsplaatsen en bijna 4.200 woningen toe te voegen. De gemeente zelf heeft weinig grondpositie en is afhankelijk van initiatieven van derden. De gemeente legt zich daarom met name toe op het investeren in noodzakelijke bovenwijkse voorzieningen, zoals een Gelatinebrug. De totale geldstroom in de businesscase Schieoevers waarover risico wordt gelopen (investeringen, algemene projectkosten, bijdragen overheden, kostenverhaal) bedraagt € 179 miljoen (inclusief prijsontwikkelingen tot 2030). De bandbreedte van het financiële risico bedraagt € 9 tot € 35 miljoen. Voor het risicoprofiel houden we € 19,8 miljoen aan als gewogen bedrag. Dit bedrag is iets lager dan het bedrag van € 20,2 miljoen dat is gemeld bij de Jaarrekening 2024.  Het risicoprofiel is licht verbeterd als gevolg van voortschrijding van het programma in de tijd.

Wat zijn de oorzaken?

  • Bouwkosten zijn hoog en blijven stijgen, zij het minder hard dan in het recente verleden.
  • De prijsontwikkeling van nieuwbouwwoningen trekt aan.
  • Het bestemmingsplan voor Schieoevers-Noord 1e fase (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) is nog niet geagendeerd door de Raad van State.
  • Geluidsproblematiek (onder andere nabijheid spoor en Kruithuisweg).
  • De ontwikkeling van Schieoevers is complex en langlopend met een mix aan functies.
  • De gemeente is afhankelijk van het tempo van initiatiefnemers in het gebied.
  • Er zijn in de tijd onderlinge afhankelijkheden tussen deelprojecten.

Wat zijn de gevolgen?

  • Realisatie van de gemeentelijke ambities loopt vertraging op.
  • Stijging van de kosten door langere processen en door vertraging vanwege de marktomstandigheden.
  • Toegezegde specifieke uitkeringen/subsidies moeten terugbetaald worden vanwege niet tijdig opleveren/nakomen van afspraken (realisatie woningen en infrastructurele maatregelen).
  • Ontwikkelaars maken een pas op de plaats en Schieoevers Noord gaat niet bruisen.
  • Extra financiële dekking vanuit de gemeente blijkt noodzakelijk.
  • De geluidsproblematiek leidt ertoe dat er extra maatregelen genomen moeten worden.

Beheersmaatregelen:

  • Weloverwogen keuzes maken in de investeringen die we wel of niet doen in relatie tot toegezegde subsidies/specifieke uitkeringen.
  • Vol inzetten op kostenverhaal in anterieure overeenkomsten en daarbij scherp zijn op aanvullende werkzaamheden.
  • Inzetten op aanvullende specifieke uitkeringen/subsidies (lobby).
  • Heroverwegen geformuleerde uitgangspunten voor de ontwikkeling van Schieoevers Noord.
  • Flexibiliteit in de plannen inbouwen, om niet afhankelijk te worden van 1 specifieke maatregel of 1 specifieke ontwikkeling.

6. Afvalverbrandingskosten en grondstoffenopbrengsten

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 6. Afvalverbrandingskosten en grondstoffenopbrengsten
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
Avalex Schone en Veilige Stad 3 3 9 300 I

Wat is het risico? 
Enerzijds onverwachts hogere verwerkingskosten van het afval en hogere rijksbelasting op verbranding en CO2-toeslag, en anderzijds vermindering van inkomsten door daling van verkoopprijzen van ingezamelde grondstoffen zoals gerecycled plastic. 

Wat is de oorzaak?
Extra heffingen op afvalverwerking (meestal verbranding) of verhoging van die heffingen zijn soms pas na vaststelling van het tarief bekend. En de prijzen voor ingezamelde grondstoffen volgen de ontwikkelingen op de markt en op de huidige markt is nieuw plastic goedkoper dan gerecycled plastic. De reserve Reiniging is op dit moment ontoereikend om extra belasting en/of tegenvallers op te vangen. Het risico is als incidenteel bestempeld, omdat bij de eerstvolgende mogelijkheid het tarief voor inwoners erop kan worden aangepast. Overigens is met de overeenkomst met HVC voor afvalverwerking het risico op onverwachte verhoging van de verwerkingskosten zelf kleiner door de samenwerking en het tijdig en open delen van informatie.

Wat is het gevolg?
De stijging van kosten leidt tot verhoging van het lokale tarief voor de burgers, wat nodig is voor het opvangen van deze extra kosten.

Beheersmaatregelen:
Volgen van de actualiteiten en hierop anticiperen en eventuele tariefsverhoging, indien mogelijk, tijdig doorvoeren.

7. Sociaal domein: autonome groei Wmo en Jeugdhulp

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 7. Sociaal domein: autonome groei Wmo en Jeugdhulp
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
a) Sociaal domein* Gezonde en Sociale Stad 2 3 6 6.600 S
b) Jeugdhulp Plus (JHP) Gezonde en Sociale Stad 2 3 6 650 I

(* er wordt gerekend met een factor 1,5 in plaats van 2,0 voor het structurele karakter, omdat het hele risicobedrag pas vanaf 2027 vol telt en daarmee onzekerder is en er daarnaast nog mitigerende (kabinets)maatregelen kunnen spelen)

Wat is het risico?
a. Het financieel risico bedraagt voor jeugd ca. € 2-2,5 miljoen in 2026 en € 4 miljoen voor 2027 en verder. Voor Wmo bedraagt het risico € 1,7 miljoen in 2026 en € 2,6 miljoen voor 2027 en verder. In totaal bedraagt het risico in 2026 € 4,0 miljoen en vanaf 2027 € 6,6 miljoen

De kosten van de jeugdhulp en de Wmo worden door veel verschillende factoren bepaald, zowel intern als extern. Prognoses zijn daarom in hoge mate onzeker. Met enige mate van zekerheid kunnen de verwachte kosten tot en met 2027 worden geraamd. Daarna is de onzekerheid te groot en wordt een eventuele verdere kostenstijging als risico gezien. Externe factoren betreffen met name landelijke wet- en regelgeving en demografische ontwikkelingen, zoals de invoering en de aanzuigende werking van het abonnementstarief, de invoering van het woonplaatsbeginsel en de dubbele vergrijzing. Ook de aanbesteding van onder meer de jeugdhulp heeft geleid tot hogere tarieven vanwege de Algemene Maatregel van Bestuur reële kostprijs. De rijksvergoedingen blijken steeds minder toereikend om deze stijgende kosten op te vangen. Ten slotte blijft het onzeker of de autonome groei afremt of stopt (los van externe factoren als vergrijzing die de komende jaren tot groei blijven leiden). En het blijft een risico of de rijkscompensatie voor indexatie de komende jaren toereikend is. Bovenstaande problematiek speelt al jarenlang, en op basis daarvan is de kans in de Jaarstukken 2024 teruggebracht van factor 3 (50%) naar 2 (30%).

b. Financiële problemen in de Jeugdhulp Plus (JHP) in het landsdeel Zuidwest. Per casus is een verdeelsleutel vastgesteld op aandeel van de regio en aantal inwoners per gemeente. De totale impact voor JHP bedraagt € 19,7 miljoen. Het aandeel van de regio Haaglanden bedraagt € 7,1 miljoen. Voor Delft betekent dit een risico van € 0,65 miljoen.

Wat zijn de oorzaken?
a. Doordat de Wmo en de jeugdhulpwet zogeheten open-einderegelingen zijn, moet de gemeente zorg en hulp leveren ongeacht het aantal aanvragen. Gelijktijdig is de beïnvloedbaarheid van de hoeveelheid en zwaarte van deze aanvragen beperkt en de geboden rijksfinanciering ontoereikend. Ten slotte zijn er exogene ontwikkelingen (wetswijzigingen, nieuwe taken) die tot toenemende kosten hebben geleid en blijven leiden. Het Integraal Zorgakkoord en het Aanvullend Zorg en Welzijnsakkoord zien het sociaal domein als onderdeel van de oplossing voor de druk op de zorg. Indien een individuele oplossing voor een inwoner niet in algemene voorzieningen (de basis) gevonden kan worden, ligt de oplossing in de maatwerkvoorzieningen, maar ook hierin schuilt weer een nieuw risico op kostenstijging.

b. Aanleiding voor deze problemen is de landelijke beweging om jeugdigen niet meer op te vangen via JHP, maar volgens de landelijke politieke wens deze jeugdigen op te vangen in kleinschalige voorzieningen. De zorgaanbieders die JHP aanbieden, zijn hierdoor in de problemen gekomen, omdat het vastgoed primair is ingericht voor gesloten jeugdzorg en grotere groepen. In combinatie met een dalende instroom JHP leidt dit tot leegstand.

Wat zijn de gevolgen?
a. Zelfs relatief marginale effecten kunnen vanwege de financiële omvang van het sociaal domein leiden tot forse tekorten op de gemeentemiddelen. Daarom is het logisch om eventuele kostenstijging vanaf 2028 als risico te zien, ondanks dat het procentueel niet om grote afwijkingen gaat en we via diverse wegen inzetten op kostenbeheersing.

b. Binnen de regio Haaglanden zijn er meerdere aanbieders van JHP, waarvan twee zich in 2022 hebben gemeld met grote financiële problemen, omdat zij de gevolgen van bovenstaande ontwikkeling niet zelf kunnen financieren. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een advies van de jeugdautoriteit (JA) en het besluit van de staatssecretaris om het landsdeel onder interbestuurlijk toezicht (IBT) te stellen. Er is bovenregionaal een plan overeengekomen voor de gestage afbouw en bewaking van de kosten. Op 28 november 2024 is het IBT opgeheven (RIS-zaaknr. 2505056). De kans is daarom teruggebracht van klasse 4 (70%) naar 2 (30%). 

Beheersmaatregelen:
a. Aandacht voor mogelijkheden van kostenbeheersing in het sociaal domein heeft hoge prioriteit. Dit bestaat uit meerdere delen:

  1. borgen van succesvolle maatregelen uit het inmiddels afgeronde actieplan sociaal domein en het continu blijven transformeren van het sociaal domein binnen de gemeentelijke mogelijkheden. Dat wil zeggen middels nieuwe werkwijzen en pilots interventies treffen binnen de volle breedte van het sociaal domein, bijvoorbeeld door inzet op preventie, om structureel kostenbesparender te zijn.  
  2. bij jeugdzorg een regionale verkenning op richtingen kostenbeheersing
  3. in de regionaal verkende richtingen aanvullend nieuwe maatregelen lokaal uitwerken.

We blijven vanzelfsprekend inzetten op de lobby richting het Rijk voor aanvullende middelen. Daarnaast blijven we de exogene ontwikkelingen volgen om tijdig te kunnen anticiperen en wordt de (regionale) informatievoorziening daar waar mogelijk versterkt. Hierboven schetsen we de beheersing van het financiële risico binnen het sociaal domein. Er kunnen ook maatschappelijke risico’s ontstaan op het moment dat hulp niet, of onvoldoende, beschikbaar is voor kwetsbare burgers. Denk bijvoorbeeld aan mensen met psychische problemen die bij gebrek aan voldoende ondersteuning uit onmacht dingen doen die een gevaar opleveren voor henzelf of hun omgeving.

b. De uitvoering van het continuïteitsplan wordt in de drie jeugdhulpregio's gemonitord en bewaakt.

8. Doorontwikkeling preventie/welzijnswerk

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 8. Doorontwikkeling preventie/welzijnswerk
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
Doorontwikkeling preventie/welzijnswerk Samenleven, onderwijs en cultuur 2 3 6 500 S

Wat is het risico’s?
Bij de kadernota is er in 2023 € 0,5 miljoen beschikbaar gesteld voor deze doorontwikkeling en vanaf 2024 structureel € 1,0 miljoen. Het is onzeker welke middelen vereist zijn voor de verdere vormgeving vanaf 2026, wanneer de nieuw gevormde Delft voor Elkaar BV daadwerkelijk bestaat. Het risico op aanvullende kosten bedraagt naar schatting € 0.5 miljoen bovenop de beschikbaar gestelde middelen.

Wat zijn de oorzaken?
Zowel vanuit landelijke als lokale ontwikkelingen, zoals GALA, IZA/RIGA en Delft-West, wordt de komende jaren de inzet op het welzijnswerk en op de preventie van  gezondheidsproblemen  verder ontwikkeld. Dit om de sociale basis van inwoners in Delft te versterken. Een sterke sociale basis wordt als één van de randvoorwaarden en één van de doelen van het GALA genoemd. Mede hierom is per januari 2026 de nieuwe welzijnspartij Delft voor Elkaar BV opgericht. Doorontwikkeling om de sociale basis van de inwoners in Delft te versterken is onvermijdelijk gezien de groeiende vraag naar hulp en ondersteuning en de toenemende complexiteit in het sociaal domein. Maar hoe we dit precies vorm moeten geven, inclusief onder andere de opdracht aan Delft voor Elkaar en hoe deze zich verhoudt tot het maatschappelijke middenveld, wordt op dit moment nader uitgewerkt. Hierbij is de inzet primair op gemeenschapszin en de samenleving. Het is daarom onzeker hoe dit eruit komt te zien en welke kosten hiermee gemoeid zijn.

Wat zijn de gevolgen?
Het streven/de verwachting is dat door de inzet op een versterkte sociale basis de kosten voor zwaardere vormen van hulp bij de jeugd en de Wmo beheersbaar blijven. Bij het niet toereikend blijken van de middelen voor de doorontwikkeling welzijnswerk zullen aanpassingen volgen.

Beheersmaatregelen:
Er zal geanticipeerd worden op de ontwikkelingen in en de effecten van het welzijnswerk enerzijds, en op de kosten anderzijds.

9. Project Prinsenhof

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 9. Project Prinsenhof
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
 Project Prinsenhof Samenleven, onderwijs en cultuur 3 4 12 5.000 I

Wat is het risico?
Het risicoprofiel ziet op het opvangen van financiële effecten die veroorzaakt worden door exogene factoren die een risico vormen voor de realisatie van het project (zie raadsvoorstel 1 februari 2024). Hierbij moet worden gedacht aan onder meer: excessieve prijsstijgingen (boven de indexering uit), marktwerking, verborgen gebouwgebreken, enzovoorts. Op basis van het projectverloop wordt de eerder uitgevoerde risicoanalyse periodiek geactualiseerd; in april 2025 is dit laatstelijk gebeurd op een omvang van € 5 miljoen (reeds gewogen). 

Wat zijn de oorzaken?

  • marktomstandigheden, zijnde de beschikbaarheid van materialen en capaciteit (intern en extern).
  • de complexiteit van het werk, bijvoorbeeld de haalbaarheid van belangrijke ontwerpprincipes,
  • exogene ontwikkelingen, zoals 'onverwachte' besluiten van hogere overheidsorganen en
  • economische ontwikkelingen, zoals bovenmatige kostenstijgingen.

Wat zijn de gevolgen?
De oorzaken kunnen leiden tot stijgende bouwkosten, langere doorlooptijd, of verzwaarde exploitatielasten.

Beheersmaatregelen:

  • Passende aanbestedingsstrategie
  • Modulair af- of opbouwen

10. Verruiming btw-sportvrijstelling

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 10. Verruiming btw-sportvrijstelling
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
Verruiming btw-sportvrijstelling Samenleven, onderwijs en cultuur 2 1 2 200 S

 

Wat is het risico?
Gemeenten worden in beginsel gecompenseerd via de Specifieke Uitkering Stimulering Sport (SPUK). De uitkering bedraagt 18% (in de regeling 2025-2026) van de gerealiseerde bestedingen (inclusief btw). Op basis van een inschatting van de praktijk schatten we het risico in op een bedrag van € 0,2 miljoen. Het risico is:

  • De aanvraag voor de SPUK wordt niet geheel gehonoreerd.
  • Het totaalbedrag van de aanvragen is hoger dan het uitkeringsplafond. Wanneer het totaal van de aangevraagde uitkeringen het beschikbare budget overschrijdt, worden de aanvragen naar rato verleend.

Wat zijn de oorzaken?
Sinds 1 januari 2019 is de btw-sportvrijstelling verruimd. Door deze wetswijziging is het recht vervallen op aftrek van btw voor gemeenten en niet-winstbeogende exploitanten van sportaccommodaties. De gemeente heeft geen recht meer op aftrek van btw via de btw-aangifte. Voor compensatie heeft het Rijk een SPUK-regeling geopend. Deze biedt slechts voor een deel compensatie. Recent is bekend geworden dat de regeling met 1 jaar is verlengd tot eind 2026. De aankomend periode wordt door het ministerie van VWS verkend in welke vorm de SPUK Sportstimulering na 2026 wordt gecontinueerd en onder welke voorwaarden.

Wat zijn de gevolgen?
De uitbreiding van de btw-sportvrijstelling heeft tot gevolg dat de btw op de bouw en het onderhoud van de accommodaties en de btw op de kosten van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening voor gemeenten geheel of gedeeltelijk een kostenpost wordt.

Beheersmaatregelen:

  1. Tijdige en volledige aanvraag indienen voor de SPUK en zorgen voor een goede verantwoording met de bruto gerealiseerde bedragen.
  2. Monitoren in 2026 om op basis van de eventuele continuering van de SPUK Sportstimulering in onze eigen ambities een afweging te maken voor 2027 (tarieven, uitgaven, investeringen).

11. Gevolgen Participatiewet in balans

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 11. Gevolgen Participatiewet in balans
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode
Gevolgen Participatiewet in balans Werk en Inkomen 3 3 9 400 S

Wat is het risico?
Op dit moment werkt het Rijk de ‘Participatiewet in balans’ nader uit. Vooralsnog gaat het Rijk ervanuit dat deze wetswijziging geen aanvullende uitvoeringslasten met zich meebrengt.

Wat zijn de oorzaken?
De aankomende wetswijziging met betrekking tot de Participatiewet in balans.

Wat zijn de oorzaken?
De daadwerkelijke gevolgen met betrekking tot de uitvoeringscapaciteit als gevolg van deze wetswijziging zijn nog ongewis. Deze worden op dit moment nader uitgewerkt. De wet heeft invloed op hoe onze uitvoeringsorganisaties binnen het sociaal domein, waaronder onze eigen publieke dienstverlening , zich verhouden tot de inwoner.

Beheersmaatregelen:
De uitvoeringsorganisaties binnen het sociaal domein, gezamenlijk met beleidsadvisering, gaan samen verkennen wat de impact van deze wet zal zijn. Indien nodig moet een plan van aanpak worden opgesteld hoe om te gaan met deze wetswijziging, inclusief een financieel kader.

 

12. Vennootschapsbelasting (vpb)

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - 12. Vennootschapsbelasting (vpb)
Naam risico Programma Kans Impact Score Bedrag (x € 1.000) Tijdsperiode

Vpb benzineverkooppunten

Financiën

3

2

6

650

Wat is het risico? 
Vpb heffing met betrekking tot gunning van het recht tot exploitatie van benzineverkooppunten in de gemeente. Voor de jaren 2019 t/m 2023 wordt de omvang geschat op circa € 650.000 inclusief rente . 

Wat zijn de oorzaken?
De Belastingdienst is van mening dat onder voorwaarden de activiteit brandstofverkooppunten een Vpb-plichtige activiteit betreft en stemt niet in met het standpunt dat sprake is van normaal vermogensbeheer. Hierover loopt momenteel een procedure van een buurgemeente.

Wat zijn de gevolgen?
Het gevolg is dat de gemeente mogelijk de Vpb-naheffing moet betalen over de afgelopen jaren. Daarnaast zal de gemeente een openingsbalans moeten opstellen en jaarlijks de fiscale resultaten moeten aangeven in de aangifte.

Beheersmaatregel:
De gemeente volgt de ontwikkelingen in een lopende bezwaar- en beroepsprocedure van een buurtgemeente. De hoogste rechter zal een uitspraak moeten doen of deze inkomsten onder de reikwijdte vallen van de Wet Vpb. Uitgangpunten zijn dat gemeente een pleitbaar standpunt heeft (met 50% slagingskans) gelet op een lopende procedure van een buurgemeente en dat de jaren 2016 tot en met 2018 waarschijnlijk zijn verjaard. 

Overige operationele risico's

Terug naar navigatie - Risicoprofiel - Overige operationele risico's

Prijsstijgingen onderhoud en investeringen openbare ruimte, scholen, sportvoorzieningen en cultuurvoorzieningen etc.
Het reguliere (groot) onderhoud door de gemeente in onder meer de openbare ruimte, onderwijsgebouwen en sportvoorzieningen/cultuurvoorzieningen wordt uitbesteed aan marktpartijen. Daarmee maken we optimaal gebruik van de markt(werking). Het nadeel is dat de prijzen ook volledig afhankelijk zijn van de markt. Dit betekent dat de economische situatie van invloed is op de kosten, waarvan momenteel niet te voorspellen is wat het effect (positief dan wel negatief) zal zijn. In 2021 heeft dit risico zich voorgedaan (al dan niet als gevolg van een door Covid-19 veroorzaakt grondstoffentekort). In 2022 heeft dit risico zich ook voorgedaan. De investeringsportefeuille van de gemeente is ook gevoelig voor kostenstijgingen in de bouwmarkt (onder meer scholen, sportvoorzieningen en infrastructuur). Dit risico is betrokken bij een bredere raming uit hoofde van de sterk verhoogde inflatie. Hiertoe is in de raadsbrief van eind maart 2022 rekening gehouden met een aanvullend benodigde structurele reservering in het financieel meerjarenbeeld van € 1,8 miljoen jaarlijks voor de jaren 2022 en verder. Bij de kadernota 2026 is opgenomen dat niet alleen de exploitatie bedragen geïndexeerd worden maar dat in het vervolg ook structurele investeringsbudgetten geïndexeerd gaan worden. Voor de investeringen in schoolgebouwen verwijzen we ook naar het kerndossier Integraal Huisvestingsplan Onderwijs.

Uitbreiding areaal
Delft is volop in ontwikkeling en heeft in de ontwikkelagenda uitgesproken verder te willen groeien (bouw van ongeveer 15.000 woningen). Dit brengt extra baten (aanvullende opbrengsten onroerendzaakbelasting, hogere gemeentefondsuitkering) en lasten (extra voorzieningen en onderhoudskosten) met zich mee. De verwachte ontwikkelingen brengen we via verbeterde prognoses in kaart, zodat we in de meerjarenbegroting op de diverse ontwikkelingen kunnen anticiperen. Daarom blijft dit onderwerp in de komende jaren in de risicoparagraaf alleen gehandhaafd als PM-post.

Risicomanagement informatiebeveiliging
Beveiliging van de informatie is van belang voor de bedrijfsvoering van de overheid. Om te borgen dat informatie en informatiesystemen optimaal worden beveiligd, vormt risicomanagement een belangrijk onderdeel in dit proces. Voor de risicobepaling wordt een inschatting gemaakt van mogelijke schade als informatiesystemen (tijdelijk) niet beschikbaar zijn (Beschikbaarheid), de informatie niet integer is (Integriteit) en/of deze informatie in verkeerde handen valt (Vertrouwelijkheid). Ook wordt een inschatting gemaakt van de dreigingen waartegen de overheid beschermd moet worden. Dit leidt tot beveiligingseisen om de risico’s te beperken, die met passende maatregelen worden afgedekt. Bij het onderkennen en beperken van risico’s zoals schade door uitval of gecompromitteerde integriteit van systemen komt de Business Continuity steeds meer centraal te staan. Kortheidshalve verwijzen we hier verder naar de paragraaf Bedrijfsvoering en de jaarlijkse Verantwoordingsrapportage waarin het college hierover verantwoording aflegt aan de raad. De onzekerheid op de mogelijke financiële impact van inbreuken op de Beschikbaarheid, Integriteit en Vertrouwelijkheid van gegevens en informatiesystemen is in het algemeen, dus niet voor een specifiek geval, bijzonder groot. Daarom wordt dit risico als PM-post opgenomen.

Opvang en huisvesting ontheemden, statushouder en asielzoekers
 De gemeente heeft te maken met een toenemend aantal ontheemden uit Oekraïne en statushouders. Daarnaast vangt Delft sinds 2022 asielzoekers op. Als risico’s worden voorzien extra werkzaamheden voor de gemeente Delft en meer druk op de zorg en op de woningmarkt.

Voor de ontheemden uit Oekraïne en statushouders vervult de gemeente een regierol als het gaat om de beschikbaarheid en financiering van huisvesting, onderwijs(huisvesting) voor kinderen en sociale/maatschappelijke voorzieningen. De inspanningsverplichting voor de opvang van Oekraïense ontheemden is per 1 juli jl. verhoogd van 349 naar 400 voor de gemeente Delft. Tegelijkertijd vervalt de locatie Stefanna per 31 december 2025. Het is dus noodzakelijk om uitbreiding te realiseren. Hiervoor is overleg over een locatie. De tijdelijke rechtsbescherming voor vluchtelingen uit Oekraïne is verlengd met een jaar tot maart 2027, en deze wijzigt dan waarschijnlijk naar een tijdelijke verblijfsstatus van 3 jaar. 

De wettelijke taakstelling voor huisvesting statushouders is in 2024 niet gehaald. De achterstand van 2024 is alsnog ingelopen maar de prognose voor 2025 is dat de gemeente de taakstelling niet gaat halen. Dit heeft in december 2024 geleid tot een ambtelijk toezichtgesprek met de provincie Zuid-Holland. Eind februari heeft de gemeente een ambtelijk voorstel ingediend om de achterstand in te lopen. Dat voorstel leunt sterk op een extra instroom van statushouders met een studie(intentie) bij studentenhuisvester DUWO. Naar verwachting gaat het het COA echter niet lukken om voldoende van deze huishoudens aan Delft te koppelen. De  huisvesting van statushouders in sociale huurwoningen draagt bij aan het knelpunt in de huisvesting van reguliere woningzoekenden. Om het knelpunt te verminderen is met woningcorporatie Vidomes een pilot woningdelen gestart, dat in 2026 zal worden geëvalueerd, en wordt verder gewerkt aan een project voor flexwoningen aan de Brasserskade. Om het draagvlak voor de woonruimtebemiddeling te behouden, zetten de gemeente en samenwerkingspartners in op andere oplossingen, zoals de aankoop van woningen of inzet van beleggerswoningen of vrije sectorhuurwoningen van woningcorporaties. Voor de daarmee gepaard gaande kosten heeft de gemeente ambtelijk aangegeven aan de toezichthouder dat er ook rijksmiddelen nodig zijn . Conform de toezichtladder van de provincie zal hier in de 2e helft van 2025 het gesprek ook bestuurlijk over gevoerd gaan worden.

In het kader van de Spreidingswet heeft de minister van Asiel en Migratie, eind 2024, het verdeelbesluit genomen, waarmee per gemeente de verdeling voor de opvang van asielzoekers is vastgesteld. Op basis daarvan moet Delft minimaal 376 opvangplaatsen beschikbaar stellen, waarvan 50 geschikt voor alleenreizende minderjarige vreemdelingen (amv). De gemeente verwacht aan haar opgave voor de eerste cyclus (tot begin 2026) van de Spreidingswet te voldoen met de huidige noodopvanglocaties aan het Manderspark en de Kleveringweg (Campanilehotel) en een nieuwe opvanglocatie voor de doelgroep amv op Sportpark Kruithuisweg, die eind 2025 wordt opgeleverd. Voor de feitelijke opvang en begeleiding is het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) primair verantwoordelijk. De gemeente dient locaties beschikbaar te stellen en is daarnaast verantwoordelijk voor het faciliteren van onderwijs en jeugdzorg. In het wetsvoorstel Wet versterking regie en volkshuisvesting (Wvrv) is opgenomen dat vreemdelingen geen recht meer hebben op een urgentie. Als dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt aangenomen zal dit grote gevolgen hebben voor de uitvoering van de wettelijke taakstelling.

Risico onderwijswetgeving
In het IHP 2025-2041 (wettelijke verplichting) zijn bindende afspraken gemaakt met schoolbesturen over (de financiering van) nieuwbouw en vervangende huisvesting voor het onderwijs. Met de aankomende wetswijziging (naar verwachting invoeringsdatum begin 2026) ‘planmatige en doelmatige aanpak van onderwijshuisvesting in het funderend onderwijs’ kan een verplichting ontstaan voor het vaststellen van een integraal huisvestingplan (IHP) voor gemeenten en meerjarenonderhoudsplan (MJOP), op basis van een bouwkundige inspectie, voor schoolbesturen. Daarnaast is het voorstel om gegevens in het IHP te standaardiseren. Het huidige IHP is vormvrij en voldoet niet aan alle (voorgestelde) eisen uit het wetsvoorstel en de eventuele verdere regels over de verplichte gegevens die worden gesteld aan een IHP. Het aanpassen van het IHP aan de voorgestelde regelgeving kan leiden tot extra inzet en administratieve lasten, en dus ook tot extra kosten. (Voor andere risico's: zie Kerndossier IHP)

Daarnaast is per 1 juni 2021 de wet ‘Meer ruimte voor nieuwe scholen’ in werking getreden. Hierdoor is voor initiatiefnemers de drempel voor het oprichten van een nieuwe school verlaagd. Deze stelselwijziging is bedoeld voor meer ruimte voor vernieuwing in het onderwijs. Na een positief besluit van de minister heeft de gemeente, samen met het schoolbestuur, veertien maanden de tijd om de start van de school voor te bereiden en heeft de gemeente de opgave om in (tijdelijk) passende huisvesting te voorzien. Jaarlijks kan de gemeente geconfronteerd worden met een nieuwe opgave op het gebied van onderwijshuisvesting.

In 2035 is er in Nederland een inclusief onderwijssysteem. Dat is het doel van de 'Werkagenda Route naar inclusief onderwijs 2035' van OCW. De agenda is een uitwerking van de coalitieafspraak over inclusief onderwijs. Leerlingen zullen steeds minder specifiek speciaal onderwijs aangeboden krijgen en steeds meer in het regulier onderwijs een plek krijgen. Eén van de actielijnen is 'Bouwen aan een toegankelijke en inclusieve huisvesting’. Gebouwen moeten flexibel worden ingericht zodat ze voor zoveel mogelijk leerlingen toegankelijk zijn en ze ruimte bieden aan jongeren met verschillende ondersteuningsbehoeften. Het is nog niet duidelijk in hoeverre dit huisvestingsconsequenties heeft, maar te denken valt aan meer m² per leerling en verbouwingen voor specifieke ruimten.

BUIG: Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorziening aan Gemeenten
Het BUIG-budget is het door de gemeente niet-beïnvloedbare bedrag dat zij ontvangt om onder meer bijstandsuitkeringen te verstrekken. Het BUIG-budget kent sinds 2022 een aparte component voor het verstrekken van loonkostensubsidies (LKS). Het macrobudgetdeel daarvoor wordt verdeeld op basis van gerealiseerde aantallen in het voorafgaand jaar in heel Nederland. Zolang de aantallen uitkeringen in de pas loopt met de landelijke trend is er geen probleem. Als de gemeente hoger uitkomt dan het landelijk model voorspelt, moet zij zelf 7,5% van het rijksbudget uit algemene middelen bijpassen. Dit risico effectueert zich wanneer de BUIG-middelen niet toereikend zijn voor de uitkeringen.

Invaren wethouderspensioenen bij ABP
Per 1 januari 2028 gaan de pensioenen voor wethouders over naar het ABP. Vanwege een verschil in de methodiek van waarderen, zal de huidige voorziening niet toereikend zijn als de gemeente moeten invaren bij het ABP. De hoogte en omvang is nog onzeker, omdat het deelnemersbestand natuurlijk ook nog kan veranderen onder meer door overlijden, waarmee ook de hoogte van de voorziening verandert. Richting 2028 wordt een kwantificering van de risico opgesteld. 

Risicomanagement: de Delftse aanpak

Algemeen

Terug naar navigatie - Risicomanagement: de Delftse aanpak - Algemeen

In aanvulling op de gedefinieerde risico's binnen programma's (zie sectie Risicoprofiel) en het weerstandsvermogen, brengen we hier onzekerheden in beeld die de stad als geheel raken en een langetermijnperspectief kennen (voor nadere toelichting zie 'Delftse aanpak risico’s in beeld', 2016). De risico's bij verbonden partijen zijn opgenomen in de betreffende paragraaf, waarin per partij de relevante risico's zijn benoemd. De aanpak onderscheidt:

  • strategische risico's die een langetermijnperspectief kennen en van belang zijn voor de stad als geheel, en deels of geheel liggen binnen de invloedssfeer van de stad, en anderzijds
  • kerndossiers die betrekking hebben op het beleid, de maatregelen of de projecten die horen bij de aanpak van de strategische risico's.

Strategische risico's en kerndossiers

Terug naar navigatie - Risicomanagement: de Delftse aanpak - Strategische risico's en kerndossiers

Hieronder is een geactualiseerd overzicht opgenomen van de strategische risico's.

nr. Strategische risico's zijn:  Werkwijze
1 In het sociaal domein niet kunnen garanderen van de zorg en/of kwaliteit daarvan. Verdere monitoring, mede aan hand van het Actieplan Sociaal Domein (zie ook Risicoprofiel).
2 De veelheid van ontwikkelingen die op Delft afkomen zet de leefbaarheid onder druk. Verkennen van het effect van de opgaven voor de fysieke, economische en sociale infrastructuur op mogelijke tweedeling.
3 Complexe wet- en regelgeving op het ruimtelijk domein maakt dat we onze ambities niet kunnen realiseren Verkennen van de mogelijkheden van kennismanagement en omgevingsmanagement.
4 Vanaf 2027 kunnen als gevolg van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) nieuwe lozingsvergunningen mogelijk niet worden verleend en bestaande vergunningen komen onder druk te staan. Dit is bijvoorbeeld het geval bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en bedrijfslocaties, maar ook bij verbouw, beheer en onderhoud van bijvoorbeeld infrastructuur. Het is op dit moment onduidelijk wat de impact gaat zijn, of en hoe hoog boetes gaan uitpakken, maar ook welke (financiële) risico’s er ontstaan door het niet kunnen verlenen van nieuwe vergunningen of het moeten aanpassen van bestaande vergunningen of werkzaamheden. Bovendien is het risico dat er meer inzet nodig zal zijn (bij de gemeente en de ODH) voor de ‘juridisering’, zoals verzoeken tot handhaving en bezwaar- en beroepsprocedures, en voor het daadwerkelijk handhaven van vergunningen en het aanpassen van de vergunningen. Voor het behalen van de KRW-doelen zijn het Rijk, provincie Zuid-Holland, waterschappen en Omgevingsdienst naast de gemeente ook verantwoordelijk. De gemeente heeft haar (beperkte) rol met name in de vergunningverlening voor lozingen op het riool en voor grondverzet en de handhaving daarvan. Verder is de gemeente verantwoordelijk voor lozingen vanuit het gemeentelijk rioleringssysteem. Aan de hand van de landelijke en regionale kennisontwikkeling op dit gebied wordt voor Delft de komende periode/jaren een inschatting gemaakt van de genoemde risico’s.
5 Netcongestie: te weinig capaciteit op het elektriciteitsnet waardoor bedrijven, inwoners en organisaties te maken krijgen met schaarste. Die schaarste kan ertoe leiden dat ruimtelijke projecten of bedrijfsvestigingen geen doorgang vinden. Netbeheerders zijn verantwoordelijk voor netverzwaring. Zolang de capaciteit nog niet toereikend is, stimuleren wij slim omgaan met elektriciteit, opslag en andere maatregelen die de claim op het elektriciteitsnet verminderen.
6 Bedrijfsprocessen zijn door hun afhankelijkheid van IT kwetsbaar als de IT/het internet uitvalt Verkennen van de wijze van versterking van de business continuïteit, waarbij de organisatie plannen formuleert om de bedrijfsprocessen minder afhankelijk te maken van IT en het risico op IT-uitval
7 Lokale gevolgen van bovenregionale crisis, zoals een nieuwe pandemie, of gevolgen van de klimaatcrisis, zoals een overstroming of grote droogte. In strategie en beleid wordt de klimaatverandering  meegewogen waar relevant en waar deze (lokaal) kan worden beïnvloed, zoals bij de energietransitie, de ruimtelijke ontwikkelingen en bij waterbeheersing (zie Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie, de investeringsbudgetten Waterplan en Waterberging en het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan). Bij een bovenregionale gebeurtenis als overstroming of ernstige ziekte-uitbraak, of zelfs pandemie, zal de lokale crisisorganisatie in werking treden, waarbij de gemeente ook verantwoordelijkheid heeft voor de dochterondernemingen en deels voor de andere verbonden partijen. Er zal samenwerking zijn met andere relevante organisaties in de regio en provincie en met andere overheden voor de beheersmaatregelen.

 

Voor strategisch risico 1 zijn geïnventariseerde financiële risico's opgenomen in het operationeel risicoprofiel op de voorgaande pagina's. Voor strategische risico's 2 tot en met 7 geldt dat het onderwerpen betreft die naar hun karakter en/of de fase van inventarisatie (nog) niet in een concreet beslag op het weerstandsvermogen zijn te vertalen. Hier houden we rekening mee via de methodiek waarbij als streefwaarde een weerstandsratio van  minimaal 1,4 ('ruim voldoende') wordt aangehouden. Verder spelen niet direct financieel te vertalen risico's bij het bereiken van bestuurlijke doelen, zoals bijvoorbeeld de bouwopgave. Daarbij valt te denken aan de krappe arbeidsmarkt en de stikstofcrisis.

 

Kerndossiers:

Hieronder is een geactualiseerd overzicht opgenomen van de bestaande kerndossiers, waar nu Theater de Veste aan is toegevoegd op basis van motie 7.2.1 (aangenomen 17 juli 2025). Voor dossier Schieoevers is op de voorgaande pagina's in het operationele risicoprofiel een gekwantificeerd risicobedrag te vinden. Ook voor het project Prinsenhof is inmiddels in het risicoprofiel een gekwantificeerd risicobedrag opgenomen. In verband met de huisvesting van scholen is ook relevant het risico Onderwijswetgevingsplannen in de subsectie 'overige operationele risico's'.

Kerndossiers/projecten Voortgang Informatievoorziening
Schieoevers Het bestemmingsplan Schieoevers-Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) en de bijbehorende (MER) besluiten zijn op 18 oktober 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. Daarop is beroep ingesteld bij de Raad van State. In maart 2025 is een tweede herstelbesluit vastgesteld door de gemeenteraad en op dit moment is de gemeente in afwachting van een zittingsdatum. In juli 2025 is de gebiedsvisie Station Delft Campus vastgesteld. Op basis hiervan kunnen de deelgebieden ontwikkeld worden. Het bestemmingsplan Verbreding Delftse Schie is in maart 2025 door de gemeenteraad vastgesteld, op basis daarvan werkt de provincie Zuid Holland verder aan de plannen voor de verbreding.  De raad ontvangt twee keer per jaar een voortgangsrapportage, naast de reguliere informatievoorziening via de P&C-cyclus.
Project Prinsenhof Na besluitvorming in het eerste kwartaal van 2024 is het Technisch Ontwerp uitgewerkt. In het eerste kwartaal van 2025 is aangevangen met de realisatie van het project. De periodieke bijeenkomsten van de raadswerkgroep zijn en worden voortgezet. In het vierde kwartaal van 2025 krijgt de gemeenteraad een voorgangsrapportage aangeboden.
Integraal Huisvestingsplan onderwijs (IHP) 2020-2036 

Samen met de schoolbesturen geven we invulling aan de strategische huisvestingsopgave. Het IHP is een dynamisch plan. Nieuwe wetgeving, maatschappelijke ontwikkelingen, bestuurlijke fusies/wijzigingen, gewijzigde beleidsambities vanuit het onderwijs hebben consequenties voor onderwijshuisvesting en groei van de stad. Op 6 maart 2025 is door de raad het geactualiseerde IHP 2025–2041 vastgesteld. 

Jaarlijks wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de projecten middels de raadsinformatiebrief. Zie de meest recente raadsinformatiebrief 20 mei 2025 (zaaknr 2526344).

 Theater de Veste In april 2024 zijn de resultaten van een verkenning naar de toekomst van Theater de Veste aan de raad gestuurd (RIS-nummer 2415212). Navolgend heeft de gemeenteraad op 3 december 2024 het raadsvoorstel aangenomen, inclusief het amendement 'Wel onderzoek naar nieuwbouw, maar nog geen voorkeur'. Dit besluit bestaat uit onder andere het uitwerken van een financiële strategie voor zowel het investeringsbedrag als de dekking van de structurele lasten voor een nieuw te bouwen theater in (of aangrenzend aan) de binnenstad. Daarnaast is toen ook besloten uit te werken hoe het huidige Theater de Veste in stand kan worden gehouden tot het moment van nieuwbouw. Over dit plan voor instandhouding heeft besluitvorming plaatsgevonden bij de Kadernota 2026. Echter, gezien de samenhang tussen de stukken zijn beide voorstellen wel tegelijkertijd aan de raad voorgelegd. De raad heeft de Financiële Strategie vastgesteld met nog drie moties (17 juli 2025). Over nieuwbouw Theater de Veste is afgesproken  jaarlijks, vanaf 2028, bij de Kadernota af te wegen of een volgende verkennende fase voor het project nieuwbouw Theater de Veste gestart wordt. De informatievoorziening verloopt dan ook langs de reguliere P&C-cyclus (deze tabel in programmabegroting en in de jaarstukken). Dit wordt mogelijk uitgebreid na besluitvorming over de aanpak voor de toekomst van het theater. 

 

Algemeen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Algemeen

De paragraaf begint met een toelichting op het weerstandsvermogen en de financiële positie van de gemeente Delft. Dit gebeurt aan de hand van de Algemene reserve, het EMU-saldo (Economische en Monetaire Unie), de meerjarige balans en de financiële kengetallen. Daarna is het risicoprofiel opgenomen, waarin inzichtelijk is gemaakt welke risico's de benodigde weerstandscapaciteit onderbouwen. Tot slot volgt een toelichting op het Delftse risicomanagement met de strategische risico's en de kerndossiers.