-v5.jpg)
Financiële positie
Inkomsten en uitgaven in 2026
Inkomsten en uitgaven in 2026
Terug naar navigatie - Inkomsten en uitgaven in 2026 - Inkomsten en uitgaven in 2026De onderstaande tabel geeft het aan hoe het positieve begrotingssaldo van € 238.000 is opgebouwd door de inkomsten en uitgaven van de Programmabegroting 2026 per inkomstensoort en per kostensoort weer te geven.
| Inkomsten | Uitgaven | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| Bedragen x € 1.000 | % | % | |||
| Gemeentefonds | 316.890 | 58,9% | Lonen en premies | 92.930 | 17,3% |
| Specifieke Rijksbijdragen | 80.543 | 15,0% | Personeel van derden | 2.091 | 0,4% |
| Woonlastenheffingen | 73.933 | 13,7% | Sociale tegemoetkoming | 177.570 | 33,0% |
| Parkeren | 7.200 | 1,3% | Subsidies | 44.956 | 8,4% |
| Overige heffingen | 10.731 | 2,0% | Goederen en diensten | 194.498 | 36,2% |
| Huren en pachten | 6.556 | 1,2% | Rentelasten en afschrijvingen | 22.173 | 4,1% |
| Overige inkomsten | 41.849 | 7,8% | Dotaties voorzieningen+saldo reserves | 3.246 | 0,6% |
| 537.702 | 537.464 | ||||
Inkomsten
Terug naar navigatie - Inkomsten en uitgaven in 2026 - Inkomsten
De inkomsten van de gemeente Delft kunnen worden ingedeeld in twee categorieën: inkomsten van het Rijk en de eigen inkomsten.
De inkomsten van het Rijk zijn de belangrijkste categorie en bestaan uit de uitkeringen uit het gemeentefonds en specifieke rijksbijdragen (bijvoorbeeld voor bijstandsuitkeringen). De eigen inkomsten omvatten de woonlasten (onroerendezaakbelasting (OZB), rioolheffing, afvalstoffenheffing), parkeerinkomsten, huuropbrengsten en overige inkomsten (onder meer rente/dividend, eigen bijdragen in het sociaal domein en verkoop gronden en panden).
Uitgaven
Terug naar navigatie - Inkomsten en uitgaven in 2026 - Uitgaven
De uitgaven zijn gebaseerd op de geraamde lasten voor de beleidsprogramma's. Daarnaast is ook budget gereserveerd voor de gemeenteraad, Overhead en Financiën (algemene dekkingsmiddelen). De uitgaven betreffen salariskosten, uitkeringen, subsidies, programmatische uitgaven, rente en afschrijving en dotaties aan voorzieningen.
Toelichting op financiële positie
Begrotingssaldo
Terug naar navigatie - Toelichting op financiële positie - BegrotingssaldoDe Programmabegroting 2026-2029 is het financiële kader voor de uitgaven en inkomsten van de gemeente Delft. In deze begroting zijn de voorstellen uit de Kadernota 2026 verwerkt en worden nieuwe voorstellen gedaan voor de reguliere bouwstenen.
In de Kadernota 2026 staan de voorstellen voor het uitvoeren en afmaken van de koers die de afgelopen jaren is ingezet. Daarnaast zijn de maatregelen uit het Handelingsperspectief 2026 e.v. verwerkt en is financiële ruimte opgenomen voor nieuwe beleidskeuzes en investeringsopgaven uit de Strategische Investeringsagenda (SIA). Ook zijn de financiële effecten van de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk toegelicht (demping ravijnjaar, accres en compensatie tekorten jeugdzorg).
De nieuwe voorstellen in de begroting gaan over de bouwstenen:
- Moties en toezeggingen,,
- Gemeentefonds - meicirculaire 2025,
- Nominale ontwikkeling (loon- en prijsontwikkeling prijspeil 2026),
- Opgaven,
- Bijstellingen bestaand beleid (inclusief bestuurlijke accenten),
- Sociaal domein,
- Actualisering investeringsprogramma (inclusief herfasering),
- Herfasering reserves en voorzieningen,
- Woonlasten (OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing).
Omdat de belangrijkste keuzes zijn gemaakt in de Kadernota 2026 is het effect van de nieuwe voorstellen op het begrotings- en meerjarenbeeld beperkt. Door meevallers bij de bouwstenen Nominale ontwikkeling en Actualisering investeringsprogramma ontstaat extra financiële ruimte voor de volgende raadsperiode. Het resultaat is een reëel sluitende begroting voor 2026 met structureel evenwicht. Ook het meerjarenbeeld is positief tot en met 2029.
Op de keuzes en de voorstellen in de begroting zijn de kortingen van het Rijk van grote invloed. Zo dalen vanaf 2026 de inkomsten van gemeenten uit het gemeentefonds structureel met € 1,9 miljard als gevolg van de gewijzigde normeringssystematiek (index op basis van de groei van het BBP in plaats van 'trap-op-trap-af'). Met de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk zijn weliswaar extra middelen beschikbaar gekomen, maar dit is onvoldoende voor herstel van de balans tussen taken en middelen en voor de jeugdzorg slechts tijdelijk. Omdat ook nieuwe taakstellingen zijn opgelegd voor de jeugdzorg ontstaan vanaf 2028 opnieuw tekorten bij de bekostiging door het Rijk.
Door het rijksbeleid is de groei van het gemeentefonds onvoldoende voor de stijgende kosten als gevolg van de bevolkingsgroei, vergrijzing, inflatie, loonontwikkeling en toenemende druk op de gemeentelijke voorzieningen. En omdat de aangekondigde vergroting van de lokale autonomie door een groter eigen belastinggebied niet van de grond is gekomen, moeten gemeenten zelf oplossingen vinden voor de reële afname van middelen. Dit heeft in het verleden geleid tot ombuigingen, zoals het versoberen van publieke voorzieningen, het verhogen van de onroerendezaakbelasting en het uitstellen van investeringen. Dit heeft geleid tot een stad met twee gezichten; enerzijds is Delft door het prudente begrotingsbeleid financieel gezond, anderzijds staan het voorzieningenniveau en de openbare ruimte onder druk en wordt veel gevraagd van bewoners en bedrijven.
Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VNG (op 18 juni 2025) zijn de resoluties 'Onze inwoners verdienen beter!' en 'Jeugd' aangenomen. De resolutie 'Onze inwoners verdienen beter!' kondigt voorstellen aan voor de thema's bestaanszekerheid, migratie, wonen, energie en weerbaarheid. Ook blijft de inzet onverminderd groot om de financiële gaten voor gemeenten verdergaand te dichten. Dat betekent voldoende structurele middelen in het gemeentefonds en afspraken met het Rijk over herstel en borging van de balans tussen taken en middelen. Maar ook van gemeenten wordt een inspanning verwacht om bij te dragen aan de balans, onder andere door samen te werken en doelmatigheid te verbeteren. De resolutie 'Jeugd' verzoekt de VNG om een civiele procedure te starten als het demissionaire kabinet-Schoof op Prinsjesdag onvoldoende compensatie biedt voor de tekorten 2023 en 2024 in de jeugdzorg. Tevens wordt gevraagd om afspraken te maken met het kabinet over compensatie voor de jaren 2025-2027 en adequate bekostiging vanaf 2028.
De onzekerheid over de structurele financiële positie van gemeenten zal op korte termijn niet opgelost zijn. Om financieel gezond te blijven, blijft een scherpe prioriteitsstelling noodzakelijk en zal tevens gezocht moeten worden naar lokale en regionale oplossingen. Met dit inzicht en ook de meerjarige reserveringen voor nieuwe beleidskeuzes en investeringen is Delft voorbereid op de toekomst.
Begrotings- en meerjarenbeeld 2025-2029
Terug naar navigatie - Toelichting op financiële positie - Begrotings- en meerjarenbeeld 2025-2029| Begroting en meerjarencijfers (bedragen x € 1.000) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | |||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Programmabegroting 2025-2028 | ||||||||
| Programmabegroting 2025-2028 | 60 | -4.087 | -4.196 | 75 | -3.828 | |||
| Najaarsrapportage 2024 (17e begrotingswijziging 2024) | 290 | 40 | -10 | -10 | -10 | |||
| Septembercirculaire 2024 (19e begrotingswijziging 2024) | 125 | 2.801 | 682 | -332 | -1.070 | |||
| Decembercirculaire 2024 (6e begrotingswijziging 2025) | 251 | 1.435 | 2.279 | 2.011 | 2.050 | |||
| MPG (7e wijziging 2025) | 151 | 128 | 84 | 22 | -4 | |||
| Verbouwing theater Rietveld (8e wijziging 2025) | -1.859 | -83 | 20 | 20 | 20 | |||
| Saldo Programmabegroting 2025-2028 | -982 | 234 | -1.141 | 1.786 | -2.842 | |||
| Kadernota 2026 | ||||||||
| I. Bouwstenen (12e begrotingswijziging) | -11.328 | -9.285 | -13.472 | -12.485 | -12.372 | |||
| II. Maatregelen Handelingsperspectief 2026 e.v. (12e begrotingswijziging) | 8.925 | 3.915 | 7.015 | 8.615 | 9.215 | |||
| III. Voorjaarsnota 2025 - Gemeentefonds | 3.500 | 7.653 | 7.778 | 3.599 | 3.880 | |||
| Saldo Kadernota 2026 | 115 | 2.516 | 180 | 1.515 | -2.119 | |||
| Programmabegroting 2026-2029 | ||||||||
| 1. Moties en toezeggingen | -135 | -5 | -5 | -5 | ||||
| 2. Gemeentefonds - meicirculaire 2025 | 1.651 | -241 | -31 | 1.151 | 1.377 | |||
| 3. Nominale ontwikkeling 2026 (loon- en prijsontwikkeling prijspeil 2026) | 400 | 445 | 126 | 3 | ||||
| 4. Opgaven | - | - | - | - | ||||
| 5. Bijstellingen bestaand beleid (inclusief bestuurlijke accenten) | -1.268 | -404 | -479 | 1.414 | ||||
| 6. Sociaal domein | - | - | -1.490 | -1.485 | ||||
| 7. Actualisering investeringsprogramma (inclusief herfasering) | 33 | 190 | 1.616 | 2.253 | ||||
| 8. Herfasering reserves en voorzieningen | -1.322 | -192 | -2.152 | -1.152 | ||||
| 9. Woonlasten (OZB, afvalstoffenheffing, rioolheffing) | 256 | 256 | 256 | 256 | ||||
| Saldo Programmabegroting 2026-2029 | 1.766 | 238 | 438 | 537 | 542 | |||
De tabel laat de opbouw zien van het begrotings- en meerjarenbeeld vanaf de vastgestelde Programmabegroting 2025-2028 tot en met de Programmabegroting 2026-2029.
Over het uitvoeringsjaar 2025 volgt meer informatie in de Najaarsrapportage 2025, met name over de realisatie, afwijkingen, prognoses per begrotingsprogramma en de actuele benodigde inzet van de Algemene reserve.
Het begrotingssaldo in het nieuwe begrotingsjaar 2026 is positief en structureel in evenwicht (structurele lasten worden gedekt door structurele baten). Door het positieve saldo van de Kadernota 2026 en meevallers bij de nominale ontwikkeling ontstaat extra financiële ruimte voor de volgende bestuursperiode. Deze ruimte is toegevoegd aan de stelposten Nominale ontwikkeling en Groei van de stad.
In het meerjarenbeeld 2027 tot en met 2029 is geen sprake van tekorten dankzij de maatregelen uit het Handelingsperspectief 2026 e.v. en de positieve uitkomsten van de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk. De middelen uit het gemeentefonds nemen weliswaar af vanaf 2028 (het 'ravijn'), maar hiervoor is voldoende compensatie beschikbaar dankzij het in Delft gevoerde begrotingsbeleid en meevallers bij enkele bouwstenen van de nieuwe begroting. De financiële ruimte als gevolg van de meevallers is toegevoegd aan de stelposten Nominale ontwikkeling en Groei van de stad.
Met de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk is het ravijnjaar voor gemeenten gedeeltelijk opgelost en opgeschoven naar 2028. Over de bekostiging van gemeenten door het Rijk bestaan nog veel onzekerheden. Afgewacht moet worden welke financiële ruimte er is bij het Rijk en welke keuzes het (nieuwe) kabinet maakt, bijvoorbeeld over de compensatie van tekorten (balans taken en middelen, inflatiecorrectie, jeugdzorg, Wmo), over de overheveling van specifieke uitkeringen en over wetgeving die nodig is voor uitvoering van de hervormingsagenda jeugd. Over het financiële kader voor de jeugdzorg vanaf 2028 is opnieuw advies gevraagd aan de commissie-Van Ark. Volgens de planning is het advies beschikbaar voor de Voorjaarsnota 2027 van het Rijk.
Incidentele baten en lasten
Als randvoorwaarde vanuit het financieel toezicht door de provincie geldt dat het nieuwe begrotingsjaar 2026, of een opvolgend jaar van de meerjarenraming, structureel en reëel in evenwicht moet zijn. Dit betekent dat:
- structurele lasten worden gedekt door structurele baten,
- ramingen volledig en realistisch zijn.
Om vast te stellen of sprake is van een structureel evenwicht, corrigeren we de begroting voor incidentele baten, lasten en reservemutaties. Na correctie is het structurele begrotingssaldo als volgt.
| Begrotingsevenwicht (bedragen x € 1.000) | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Begrotingssaldo programma's | ||||||||
| Resultaat Programmabegroting 2026-2029 | 238 | 438 | 537 | 542 | ||||
| Incidentele baten en lasten programma's | 12.443 | 4.533 | 3.627 | 1.749 | ||||
| Incidentele reservemutaties | -11.652 | -3.512 | 5.803 | 8.173 | ||||
| Structureel begrotingsevenwicht | 1.029 | 1.459 | 9.967 | 10.464 | ||||
De positieve saldi betekenen dat de nieuwe begroting voor 2026 structureel in evenwicht is. Ook voor de jaren 2027 tot en met 2029 is het structureel evenwicht positief. Een overzicht van de incidentele baten en lasten in deze begroting is opgenomen bij de verzameloverzichten. Hierbij hoort ook het complete overzicht van toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.
Voor de beoordeling van het begrotingsevenwicht schrijft het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) het gebruik van het financiële kengetal Structurele exploitatieruimte voor. Dit kengetal vergelijkt de structurele baten en structurele lasten met de totale baten. In het begrotingsjaar 2026 is de structurele exploitatieruimte voor Delft 0,2% positief.
Toelichting bouwstenen
Terug naar navigatie - Toelichting op financiële positie - Toelichting bouwstenenHierna volgt een toelichting op de tabel met het begrotings- en meerjarenbeeld. Een toelichting op de verschillende voorstellen is opgenomen bij de beleidsprogramma's, de hoofdstukken Overhead, Financiën en/of de paragrafen.
Kadernota 2026
De Kadernota 2026 (vastgesteld op 3 juli 2025) bouwt voort op de koers die de raad en voorgaande colleges hebben ingezet en geeft de kaders voor een evenwichtige opbouw van de groeiende stad – met kansen voor iedereen. Voor de bestuurlijke accenten Delft kansrijk voor iedereen, Ruimte voor wonen, Een gezonde en veilige stad, Een duurzame stad en Economische kracht en bruisende stad en de langjarige opgaven Delft-West, Innovatiedistrict Delft en de energietransitie zijn bijstellingen verwerkt die bijdragen aan het uitvoeren en afmaken.
Omdat de financiële ruimte beperkt is, zijn in deze kadernota vooral keuzes gemaakt voor noodzakelijke uitgaven. Ook zijn voor toekomstige ambities structurele middelen gereserveerd. Tevens zijn de maatregelen uit het Handelingsperspectief 2026 e.v. verwerkt. Deze maatregelen dragen bij aan verbetering van het begrotings- en meerjarenbeeld. Dit betreft een besparing op uitvoeringkosten, een voordeel als gevolg van realistisch ramen, extra inkomsten uit het gemeentefonds en een incidentele bijdrage uit de Algemene reserve. De voorstellen in de Kadernota 2026 zijn verwerkt en toegelicht in de beleidsprogramma's.
De Strategische Investeringsagenda (SIA) geeft inzicht in de concrete investeringen die nodig zijn om de investeringsvraagstukken op de langere termijn – tot en met 2040 – te kunnen adresseren. Met dit inzicht en het afwegingskader voor investeringsbeslissingen (op basis van urgentie, financiële ruimte en uitvoeringskracht) kunnen in de volgende bestuursperiode nadere keuzes gemaakt worden voor de langere termijn.
Ten slotte is in de Kadernota 2026 een inschatting opgenomen van de effecten van de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk. Door extra middelen voor demping van het ravijn (met name het aandeel van de jeugdzorg), accres en de opvolging van het advies ‘Groeipijn’ van de commissie-Van Ark over de tekorten in de jeugdzorg (van 30 januari 2025) verbetert het begrotings- en meerjarenbeeld en is (incidentele) financiële ruimte beschikbaar voor de autonome groei van de kosten jeugdzorg (prijs-, volume- en intensiteitseffecten).
De beheersing van de kosten blijft voor Delft een belangrijke opgave, specifiek in de jeugdzorg door uitvoering van de hervormingsagenda en ook voor het gehele sociaal domein door uitvoering van de transitie. In de begroting van Delft zijn hiervoor taakstellende opbrengsten geraamd.
Programmabegroting 2026-2029
De nieuwe begroting kent een aantal bouwstenen. Voor zover de voorstellen bij deze bouwstenen een effect hebben in het lopende jaar 2025 zijn ze onderdeel van de Najaarsrapportage 2025.
1. Moties en toezeggingen
Bij de raadsbehandeling van de Kadernota 2026 zijn 9 moties aangenomen, waarvan 5 mogelijk financiële consequenties hebben voor de Programmabegroting 2026-2029.
De motie Onderzoek reserves (6.2.14A) verzoekt om voorafgaand aan de behandeling van de Programmabegroting 2026-2029 een analyse te delen over de reserves en de mogelijkheden voor herbestemming.
Aan de motie wordt in eerste instantie opvolging gegeven door in deze Programmabegroting 2026-2029 extra informatie op te nemen over de raadsbevoegdheden met betrekking tot instelling en inzet van reserves, een overzicht van het bestedingsdoel en een bestedingsoverzicht per bestemmingsreserve, waarmee tegelijk cijfermatig inzicht wordt geboden in de restant-saldi. Het eerste beeld is dat binnen de reserve Beleid en uitvoering enige financiële ruimte beschikbaar zal zijn, dit vergt echter nog verdere analyse. Een nadere cijfermatige duiding zal de raad voorafgaand aan de begrotingscommissie van 30 oktober 2025 ter beschikking worden gesteld.
De motie Vroeg in beeld, vooruit in kansen (6.2.19) verzoekt om in de Programmabegroting 2026-2029 aandacht te besteden aan dienstverlening voor nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden) en bij de actualisatie van het visiedocument ‘Werken is het beste medicijn’ financiële ruimte op te nemen.
Voor uitvoering van de motie is een budget geraamd van € 100.000 in 2026 (zie programma Werk en inkomen).
De motie Watertappunten bij speeltuinen (6.2.29) draagt op om bij nieuwe en te renoveren speelvoorzieningen de plaatsing van watertappunten te overwegen, in de Programmabegroting 2026-2029 extra geld te reserveren voor plaatsing en onderhoud van minimaal 5 watertappunten bij speelvoorzieningen en om klimaatmaatregelen te nemen bij het vernieuwen van speeltuinen.
Voor uitvoering van de motie is een budget geraamd van € 35.000 in 2026 en € 5.000 vanaf 2027 (zie programma Schone en veilige stad).
De motie Bestem realisatiestimulans voor betaalbare woningbouw (6.2.31) draagt op om een bestemmingsreserve Fonds Betaalbaar Wonen in te stellen en hierin de te ontvangen rijksmiddelen realisatiestimulans betaalbare woningbouw te storten.
In het raadsbesluit over de Programmabegroting 2026-2029 is een voorstel voor de instelling van een nieuwe bestemmingsreserve Betaalbaar Wonen opgenomen.
De motie Een lerende aanpak voor opkomstbevordering bij verkiezingen (6.2.32) verzoekt om een budget van € 40.000 te ramen ten behoeve van een traject gericht op het verhogen van de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen.
Voor uitvoering van de motie wordt in de Najaarsrapportage 2025 een budget geraamd van € 40.000 (zie programma Stad en bestuur).
2. Meicirculaire 2025
De meicirculaire is op 28 mei 2025 gepubliceerd en geeft aan wat de bijstellingen zijn in de Algemene uitkering, de decentralisatie- en integratie-uitkeringen. Een toelichting staat in de 'Bestuurlijke reactie meicirculaire 2025' (van 24 juni 2025, zaaknummer 2526343).
De meicirculaire geeft een overzicht van de gevolgen van de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk (demping ravijn, advies commissie-Van Ark, volume- en prijsaccres, afrekening BCF). Daarnaast is rekening gehouden met taakmutaties en bijstellingen van decentralisatie- en integratie-uitkeringen. Bij de doorrekening van de effecten voor Delft zijn de maatstaven geactualiseerd.
De financiële effecten op basis van deze circulaire zijn aanvullend aan de inschatting die in de Kadernota 2026 is opgenomen. Ten opzichte van de kadernota verbetert het meerjarenbeeld omdat tegenover de taakstellingen voor jeugdzorg (Eigen bijdrage en Trajectduur) stelposten geraamd mogen worden. Dit is vanuit de financieel toezichthouder toegestaan omdat de verantwoordelijkheid voor de invulling bij het Rijk is belegd. De financiële ruimte die hierdoor ontstaat, is benodigd voor de autonome groei van de kosten van de jeugdzorg (zie programma Gezonde en sociale stad).
3. Nominale ontwikkelingen 2026
Op basis van de afgesproken uitgangspunten in de Kadernota 2026 zijn de middelen voor loon- en prijsbijstelling in de meicirculaire verdeeld. Hiermee is het prijspeil van de nieuwe begroting aangepast aan de verwachte ontwikkeling van lonen en prijzen in 2026. Rekening is gehouden met te betalen subsidies, bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen en de stijging van de inkomsten uit leges, parkeerinkomsten en precario:
- Voor de loonontwikkeling is rekening gehouden met de nieuwe cao die is afgesloten voor de periode 1 april 2025 tot en met 31 maart 2027 (6,7% + € 35 voor 2 jaar) en het premiebeleid van het ABP. Voor de nieuwe nog af te sluiten cao in 2027 is een reservering opgenomen van € 1,5 miljoen.
- De materiële prijscompensatie betreft goederen en diensten (2,1%), Sociaal domein (5,17%), vastgoed (op basis van de uitgangspunten Vastgoedanalyse) en de bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen (op basis van de ontwerp-begrotingen waarin rekening is gehouden met de taakstelling die is voorgesteld in de Kaderbrief GR'en 2026).
- Voor subsidies wordt compensatie toegevoegd op basis van een gewogen gemiddelde van de salarisontwikkeling (70% Index Prijs Overheidsconsumptie, beloning werknemers: 1,8%) en materiële kostenontwikkeling (30% Index Materiële Overheidsconsumptie: 2,1%).
- De tarieven van de Afvalstoffenheffing (2,8%) en Rioolheffing (1%) zijn gecorrigeerd om kostendekkend te blijven. Bij de OZB gebeurt dit op basis van een gewogen gemiddelde van de consumentenprijsindex (CPI: 2,6%) en de negatieve maatstaf voor de belastingcapaciteit in het gemeentefonds (4,2%). Het gewogen gemiddelde geeft een indexatie van 3,78%.
- De overige baten (leges, precario, reclame, vastgoed) stijgen met de CPI van 2,6%. Voor de toeristenbelasting vindt geen ophoging plaats in afwachting van een evaluatie.
Voor inflatiecorrectie van toekomstige investeringen die gedekt worden met (al ontvangen) rijkssubsidies is een ophoging van de stelpost Inflatiecorrectie investeringen (€ 300.000 structureel) verwerkt. Voor het investeringsprogramma en de Strategische Investeringsagenda moet jaarlijks bepaald worden of voldoende rekening is gehouden met kostenstijging als gevolg van inflatie.
Na verwerking van de voorstellen resteert financiële ruimte die is toegevoegd aan de stelpost Nominale ontwikkeling (2026: € 3,25 miljoen, 2027 e.v.: € 1,45 miljoen, 2028 e.v.: € 1,7 miljoen). In de volgende raadsperiode kan deze ruimte worden betrokken bij de integrale afweging van nieuwe voorstellen.
4. Opgaven
In het hoofdstuk Focus op drie opgaven zijn de opgaven in samenhang met elkaar toegelicht. De invulling van de besteding van de beschikbare middelen (reserveringen Delft-West en IDD) is geactualiseerd. Ten opzichte van de Kadernota 2026 is geen sprake van wijzigingen die (cumulatief) van invloed zijn op het begrotings- en meerjarenbeeld. Aandachtspunten voor de langere termijn zijn het structurele karakter van de doelen en activiteiten, terwijl zowel de rijksmiddelen als de eigen middelen incidenteel zijn.
Voor de opgave Delft-West is de financiering van het programmabureau waarschijnlijk geborgd tot en met 2028 (via de – in de tweede helft van 2025 in te dienen – aanvraag specifieke uitkering Kansrijke wijken 2026 tot en met 2028). Er wordt daarnaast in de Alliantieraad gesproken over aanvullend benodigde middelen van de verschillende partners (waaronder de gemeente). De financiering van het programmabureau vanaf 2026 is – in afwachting van de toekenning – nog niet begroot. Het restant van de reservering van € 10 miljoen voor Delft-West is eind 2029 circa € 0,5 miljoen. In deze begroting is een voorstel opgenomen voor middelen (€ 310.000) bewegen spelen en ontmoeten Openbare Ruimte in Delft-West. Voor de cofinanciering wordt conform aanvraag regiodeal voor de jaren 2026 tot en met 2028 circa € 1,7 miljoen beschikbaar gesteld.
De reservering voor de opgave Innovatiedistrict Delft van € 8 miljoen is geactualiseerd voor wat betreft de besteding in de komende jaren. Er resteert volgens deze fasering eind 2029 geen saldo. Er wordt gewerkt aan een ontwikkelstrategie inclusief een investeringsagenda met middelen die worden geïnvesteerd en de bijdrage daarvan aan de lange termijn doelstellingen. Dit zal ook na 2029 vragen om een bijdrage vanuit de gemeente die nog niet gekwantificeerd en begroot is.
Voor de opgave Energietransitie is rekening gehouden met de inzet van de bijdrage van € 4 miljoen uit de reserve Stad voor de overdimensionering van de warmtepompcentrale ten behoeve van toekomstige aansluitingen in de wijken Voorhof en Buitenhof. De komende jaren (tot en met 2028) lijken er voldoende middelen te zijn om de eerste fase (tot en met 2030) goed te kunnen aanpakken. Om de vastgestelde doelen voor 2050 te kunnen halen, zijn ook voor de tweede fase in de periode 2030 tot 2050 middelen nodig. Voor de periode tot 2040 is dit indicatief berekend en betrokken bij de Strategische Investeringsagenda (horizon 2040), die als bijlage bij de Kadernota 2026 is opgenomen. Een voorstel voor de benodigde middelen wordt voorbereid. In de tweede helft van 2025 wordt een voorstel voor mogelijke deelname aan een Warmtebedrijf opgewerkt en aan de raad voorgelegd.
5. Bijstellingen bestaand beleid (inclusief bestuurlijke accenten)
De keuzes voor nieuw beleid zijn al gemaakt in de Kadernota 2026. In de begroting zijn voorstellen verwerkt voor de invulling van de taakstelling realistisch ramen (€ 2,5 miljoen, budgetneutraal), areaaluitbreiding in de openbare ruimte (budgetneutraal), dekking van formatie Grond en vastgoed (€ 0,68 miljoen, budgetneutraal), baten Omgevingsvergunningen (-/- € 268.000 structureel) en een beperkt aantal technische correcties (aframing stelposten, verschuiving budgetten voor Red de REV en gedenkplek koloniaal en slavernijverleden, grondexploitaties Kop van de Buitenhof, Maria Duyst, Nieuw Delft).
Tevens zijn voorstellen opgenomen voor een financiële bijdrage aan De Papaver ten behoeve van de renovatie en vergroting van de gebruiksmogelijkheden (€ 350.000, zie programma Duurzame stad) en capaciteit voor Inclusief samenleven (zie programma Samenleven, onderwijs en cultuur).
6. Sociaal domein
De uitgaven en inkomsten voor het sociaal domein zijn geraamd op basis van lokale ramingen. Ook is rekening gehouden met mutaties in de meicirculaire (taakmutaties, decentralisatie- en integratie-uitkeringen). Het actuele financiële kader op basis van de verplichte taakvelden voor het sociaal domein is nu als volgt (exclusief overhead).
.
Terug naar navigatie - Toelichting op financiële positie - .Excel-tabel
| Financieel kader Sociaal domein | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
|---|---|---|---|---|---|
| Gezonde en sociale stad | 129.669 | 142.650 | 139.483 | 135.060 | 134.183 |
| 6.23 -Toegang en eerstelijnsvoorzieningen Integraal | 18.210 | 20.107 | 19.176 | 18.686 | 17.686 |
| 6.60 - Hulpmiddelen en diensten (Wmo) | 4.826 | 5.342 | 4.128 | 2.639 | 2.644 |
| 6.711 - Huishoudelijke hulp (Wmo) | 399 | 408 | 558 | 558 | 560 |
| 6.712 - Begeleiding (Wmo) | 1.410 | 2.084 | 1.319 | 1.179 | 1.179 |
| 6.713 - Dagbesteding (Wmo) | 9.973 | 10.697 | 10.844 | 10.749 | 10.749 |
| 6.751 - Jeugdhulp ambulant lokaal | 12.072 | 12.643 | 12.854 | 12.804 | 13.064 |
| 6.752 - Jeugdhulp ambulant regionaal | 3.315 | 3.417 | 3.472 | 3.527 | 3.375 |
| 6.762 Jeugdhulp met verblijf regionaal | 1.718 | 2.047 | 2.047 | 1.927 | 1.927 |
| 6.763 Jeugdhulp met verblijf landelijk | 25.784 | 30.534 | 30.568 | 29.705 | 29.700 |
| 6.791 PGB Wmo | 10.290 | 12.492 | 12.524 | 11.839 | 11.839 |
| 6.792 PGB Jeugd | 766 | 923 | 933 | 965 | 965 |
| 6.811 - Beschermd wonen (Wmo) | 954 | 1.028 | 1.034 | 1.034 | 1.034 |
| 6.812 - Maatschappelijke en vrouwenopvang (Wmo) | 322 | 632 | 622 | 537 | 537 |
| 6.821 - Jeugdbescherming | 19.694 | 20.153 | 19.153 | 19.153 | 19.153 |
| 6.822 - Jeugdreclassering | 11.138 | 10.434 | 10.478 | 10.124 | 10.130 |
| 6.91 Coördinatie en beleid Wmo | 2.451 | 2.984 | 2.995 | 2.891 | 2.891 |
| 6.92 Coördinatie en beleid jeugd | 356 | 442 | 452 | 444 | 444 |
| 7.1 - Volksgezondheid | 5.991 | 6.283 | 6.326 | 6.299 | 6.306 |
| Samenleven, onderwijs en cultuur | 12.876 | 12.872 | 13.132 | 11.933 | 11.785 |
| 6.1 - Samenkracht en burgerparticipatie | 12.876 | 13 | 13 | 12 | 12 |
| Schone en veilige stad | 1.680 | 1.680 | 1.680 | 1.680 | 1.680 |
| 6.3 - Inkomensregelingen | 1.680 | 2 | 2 | 2 | 2 |
| Stad en bestuur | 15 | 16 | 16 | 16 | 16 |
| 6.3 - Inkomensregelingen | 15 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Werk en inkomen | 36.087 | 38.795 | 38.394 | 38.530 | 38.581 |
| 6.1 - Samenkracht en burgerparticipatie | -2.528 | 0 | 0 | 1 | 1 |
| 6.3 - Inkomensregelingen | 10.155 | 10 | 9 | 10 | 10 |
| 6.4 - WSW en beschut werk | 15.050 | 15 | 15 | 15 | 14 |
| 6.5 - Arbeidsparticipatie | 13.410 | 14 | 14 | 14 | 14 |
| 180.328 | 169.358 | 166.121 | 161.165 | 160.240 |
.
Terug naar navigatie - Toelichting op financiële positie - .In de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk zijn vanaf 2028 taakstellingen opgenomen voor de jeugdzorg, met name Eigen bijdrage jeugdzorg (Delft: -/- €1,2 miljoen) en Sturen op trajectduur jeugdzorg (Delft: -/- € 0,3 miljoen). Na overleg tussen VNG, ministerie van BZK en provinciaal financieel toezicht is afgesproken dat voor deze taakstellingen stelposten geraamd mogen worden. Reden hiervoor is dat de verantwoordelijkheid voor invulling van de taakstellingen bij het Rijk is belegd. De financiële ruimte die ontstaat door de stelposten Eigen bijdrage en Trajectduur wordt als dekking ingezet voor de volume- en intensiteitseffecten van de autonome groei van de kosten voor de jeugdzorg.
in de Voorjaarsnota 2025 is nog geen oplossing geboden voor de tekorten 2023 en 2024 in de jeugdzorg. Hiervoor heeft het demissionaire kabinet toegezegd dat uitsluitsel volgt in augustus bij de besluitvorming over de Miljoenennota 2026. Over het financieel kader voor de jeugdzorg vanaf 2028 (indexatie, nieuw financieel arrangement) volgt een nieuw advies van de commissie-Van Ark ten behoeve van de Voorjaarsnota 2027.
Delft houdt rekening met een extra opbrengst (i.c. hogere baten en/of lagere lasten) van de Hervormingsagenda vanaf 2026 en met een verlaging van kosten als gevolg van investeringen in de transitie van de jeugdzorg.
7. Actualisering investeringsprogramma (herfasering)
Het bestaande investeringsprogramma is geactualiseerd. Dit betreft met name de herfasering van de investeringsprojecten. Op basis van nieuwe ramingen ontstaan incidenteel voordelen als gevolg van lagere afschrijvingslasten. Toegevoegd zijn de nieuwe investeringen die in de Kadernota 2026 zijn opgenomen en aanvullingen op de Onderwijshuisvestingsinvesteringen.
De investeringen in het kader van het Integraal Huisvestingsplan (IHP) Onderwijs beslaan een fors deel (56%) van het huidige investeringsprogramma . Binnen deze investeringen is er een stelpost van 25% opgenomen voor extra locatiegebonden kosten. Een nadere toelichting staat in het programma Samenleven, onderwijs en cultuur (zie programma 8.3).
Rekening is gehouden met inflatiecorrectie van bestaande investeringsprojecten in mobiliteit, onderwijshuisvesting, openbare ruimte, ICT en museum Prinsenhof. De prijzen in de bouwsector zijn door marktwerking en inflatie flink gestegen. Daarom zijn bij diverse investeringen de begrote bedragen aangepast. Pas bij een aanbesteding kunnen de inschrijvingen met de ramingen van aannemers worden vergeleken met de opgenomen bedragen in de gemeentelijke begroting. Bij de investering van museum Prinsenhof zijn de eerste ramingen binnen en worden deze geanalyseerd.
In het kader van realistisch ramen is een bijstelling opgenomen van de kapitaallasten die rekening houdt met de verwachte realisatie per jaar. Voor de nieuwe begroting is de bijstelling geactualiseerd en gebaseerd op een realisatie van 65%. Een nadere toelichting staat bij Investeringen.
Voor de komende jaren wordt de Strategische InvesteringsAgenda gebruikt voor nadere voorstellen voor het investeringsprogramma.
8. Herfasering reserves en voorzieningen
De bijstellingen van de onttrekkingen voor de concrete bestedingsvoorstellen ten laste van de reserveringen voor Delft-West en Innovatiedistrict Delft zijn verwerkt (zie bouwsteen Opgaven). Dat geldt ook voor de Energietransitie voor wat betreft de bijdrage uit de reserve Stad (Bijdrage Fonds Delft 2024 - Warmtepomp) en reserve Beleid en uitvoering (zie programma Duurzame stad).
De jaarlijkse toevoeging aan de voorziening Wethouderspensioenen is opgehoogd met € 273.000.
Na verwerking van alle voorstellen resteert financiële ruimte (in het geactualiseerde meerjarenbeeld) die gestort wordt in de Algemene reserve voor de reservering Groei van de stad (2026: € 1 miljoen, 2028: € 2 miljoen, 2029: € 1 miljoen). In de volgende raadsperiode kan deze ruimte worden betrokken bij de integrale afweging van voorstellen uit de Strategische Investeringsagenda.
9. Woonlasten
In 2026 worden de woonlasten, bestaande uit de onroerendezaakbelasting (OZB), de afvalstoffenheffing en de rioolheffing, aangepast voor inflatie, actuele kosten in de gesloten circuits en areaaluitbreiding. Voor de gesloten circuits Afvalstoffen en Riool is behoud van kostendekkendheid het uitgangspunt.
De stijging van de OZB opbrengst in 2026 is 3,78% en bestaat uit de inflatiecorrectie 2026 (€ 1,3 miljoen) en areaaluitbreiding (€ 255.000).
Voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffing zijn de toerekenbare kosten en de aantallen huishoudens geactualiseerd. Inclusief de inflatiecorrectie stijgt de afvalstoffenheffing met 2,8%. De rioolheffing stijgt, na inflatiecorrectie en een bijdrage uit de voorziening Riolering, met 1%.
Financiële gezondheid
Terug naar navigatie - Toelichting op financiële positie - Financiële gezondheidNaast een positief begrotingssaldo en het voldoen aan de eis van structureel evenwicht zijn voor een compleet inzicht in de financiële gezondheid van de gemeente de volgende vragen relevant:
- Zijn we financieel wendbaar en weerbaar (ook op de langere termijn)?
Bij wendbaarheid gaat het erom hoe snel de gemeente de financiële huishouding kan afstemmen op veranderende opgaven en/of hoe snel de gemeente kan inspelen op nieuwe financiële verhoudingen. Bij weerbaarheid gaat het om de vraag hoe groot de financiële buffer is. - Kunnen we de financiële risico's aan?
Hiervoor is het weerstandsvermogen bepalend ofwel de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. - Is er ruimte voor nieuw beleid?
De ruimte voor nieuw beleid wordt bepaald door het saldo van het begrotings- en meerjarenbeeld (inclusief taakstellingen en stelposten) dat is gebaseerd op realistische ramingen voor lasten, baten en reservemutaties. Daarnaast gaat het om het vrij aanwendbare deel van het reservevermogen.
Voor de beantwoording van de vragen is aanvullende informatie beschikbaar in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing en de paragraaf Financiering.
Ad 1. Zijn we financieel wendbaar en weerbaar (ook op de langere termijn)?
Wendbaarheid gaat over flexibiliteit van budgetten en beïnvloedbaarheid van beleid (medebewind, autonomie). Zo zijn lasten van afschrijving en rente weinig flexibel en is onderwijshuisvesting een wettelijke taak met beperkte beïnvloedbaarheid. Inkoop van maatschappelijke ondersteuning is flexibeler, maar voor aanvragen geldt een open einderegeling en bij aanvullende voorzieningen is weer meer ruimte voor eigen beleid.
De weerbaarheid is onderdeel van de Algemene reserve en hangt samen met de wendbaarheid. Een lage wendbaarheid vraagt om een hogere weerbaarheid, omdat het aanpassen van de financiële huishouding dan meer tijd kost. Aanvulling van de Algemene reserve kan benodigd zijn als de weerbaarheidsreserve daadwerkelijk wordt ingezet.
Financiële kengetallen (BBV)
De financiële kengetallen over belastingcapaciteit, grondexploitatie en structurele exploitatieruimte gaan over wendbaarheid. De kengetallen over schulden (netto schuldquote en gecorrigeerde netto schuldquote) en eigen vermogen (solvabiliteit) sluiten aan bij weerbaarheid.
|
Waarderingscijfer |
Jaarrekening 2024 | Prognose 2025 | Prognose 2026 | Prognose 2027 | Prognose 2028 | Prognose 2029 |
| Door BBV voorgeschreven | ||||||
| Weerbaarheid: | ||||||
| Netto schuldquote | 32,2% | 43,4% | 48,5% | 56,1% | 62,8% | 68,8% |
| Gecorrigeerde netto schuldquote | 19,7% | 30,0% | 36,6% | 44,6% | 51,9% | 58,4% |
| Solvabiliteitsratio | 41,5% | 46,9% | 46,1% | 46,7% | 44,0% | 42,4% |
| Wendbaarheid: | ||||||
| Kengetal grondexploitaties | 0,3% | -1,2% | -1,1% | -1,0% | 0,0% | 0,0% |
| Structurele exploitatieruimte | 6,7% | 0,9% | 0,2% | 0,3% | 1,8% | 1,9% |
| Belastingcapaciteit | 113,5% | 120,0% | 116,9% | 116,9% | 116,9% | 116,9% |
De scores per kengetal zijn positief en overschrijden de signaleringswaarden uit het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (GTK 2020 Gemeenten) van de provincie niet. Een uitzondering geldt voor het kengetal Belastingcapaciteit, waarvoor de score als risicovol wordt gekwalificeerd. Dit kengetal geeft inzicht in de belastingdruk (OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing) ten opzichte van het landelijk gemiddelde en daarmee in de ruimte voor belastingverhoging. De hoge score indiceert dat er weinig ruimte is voor verhoging van de belastingen. Op dit onderdeel is de wendbaarheid beperkt.
Een belangrijk aandachtspunt voor de beoordeling van de financiële positie is de meerjarige ontwikkeling van de stadsschuld. De verwachting is dat de schuld en daarmee ook de schuldquotes de komende jaren gaan stijgen door de uitvoering van het investeringsprogramma en de afname van de liquide middelen. Hierdoor stijgt de financieringsbehoefte en, afhankelijk van de ontwikkeling van de rente, nemen ook de rentelasten toe.
Bij de keuzes over de inhoud van het investeringsprogramma gaat het, naast de reguliere investeringen, de komende jaren ook over de investeringen die nodig zijn voor de groei van de stad (zie inventarisatie in de Strategische InvesteringsAgenda) en de investeringen waarvoor rijkssubsidies zijn ontvangen. Bij de keuze voor in uitvoering te nemen investeringen vindt een afweging plaats van enerzijds de urgentie, wensen en ambities en anderzijds de financiële mogelijkheden en de uitvoeringskracht van de organisatie. Het sturen op behoud van de financiële gezondheid is hierbij een randvoorwaarde. Dit wordt zichtbaar door monitoring van de ontwikkeling van financiële kengetallen.
Reserves
De totale omvang van de reserves is begin 2026 € 316,8 miljoen en bestaat uit bestemmingsreserves (€ 211,8 miljoen) waarvoor concrete bestedingsafspraken bestaan die zijn vastgesteld door de gemeenteraad en de Algemene reserve (€ 105 miljoen). De Algemene reserve levert de dekking voor de benodigde weerstandscapaciteit die hoort bij het risicoprofiel, voor de buffer die is afgesproken in de Programmabegroting 2023-2026 en voor de bijdrage aan de incidentele dekkingsmiddelen. De buffer en de vrij besteedbare ruimte vormen de dekking voor investeringen in de stad die zijn afgesproken in de Kadernota 2023 (cofinancieringsbijdragen, reserveringen Delft-West, Innovatiedistrict Delft, museum Prinsenhof en Gelatinebrug en bijdragen aan het begrotingssaldo) en voor reserveringen die beschikbaar zijn voor de volgende bestuursperiode (€ 15 miljoen) en Groei van de stad (€ 23 miljoen).
Met de motie Onderzoek reserves (6.2.14A) is verzocht om voorafgaand aan de behandeling van de Programmabegroting 2026-2029 een analyse te delen over de reserves en de mogelijkheden voor herbestemming. Hiervoor is bij het overzicht van de reserves extra informatie opgenomen over de raadsbevoegdheden met betrekking tot instelling en inzet van reserves, een overzicht van het bestedingsdoel en een bestedingsoverzicht per bestemmingsreserve. Het eerste beeld is dat binnen de reserve Beleid en uitvoering enige financiële ruimte beschikbaar zal zijn. Een nadere cijfermatige duiding zal de raad voorafgaand aan de begrotingscommissie van 30 oktober 2025 ter beschikking worden gesteld.
Ad 2. Kunnen we de financiële risico's aan?
De financiële risico's zijn in kaart gebracht en gepresenteerd in het risicoprofiel in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. De totale omvang bedraag € 39,9 miljoen. De verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de aanwezige risico's wordt uitgedrukt in een weerstandsratio. Voor Delft is de score 2,3. De beoordeling van deze score is uitstekend volgens de weerstandsnorm in het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van de provincie (GTK 2020 Gemeenten).
Ad 3. Is er ruimte voor nieuw beleid?
De weerbaarheid is op orde en toereikend voor beheersing van het risicoprofiel en voor de huidige omvang van de bestuurlijke opgaven en investeringen. Voor uitbreiding van bestaande ambities en toevoeging van nieuwe ambities is in de Kadernota 2026 structurele financiële ruimte gereserveerd. Dekking voor deze ruimte is gevonden in de extra middelen die Delft ontvangt uit het gemeentefonds voor de kosten van de groei van de stad. Daarnaast is ook nog incidentele dekking beschikbaar in de Algemene reserve en wordt nader onderzoek gedaan naar de incidentele ruimte in de bestemmingsreserves.
Van belang is te onderkennen dat de wendbaarheid van de begroting onder druk staat. Tot en met 2028 gaat het voor Delft goed, maar vanaf 2029 is (opnieuw) bijsturing noodzakelijk. Aandachtspunt hierbij is de ontwikkeling van het investeringsprogramma en de kapitaallasten die naar hun aard minder makkelijk zijn bij te sturen. Om financieel gezond en wendbaar te blijven, is beheersing van het investeringsprogramma noodzakelijk. Dit betekent concreet dat, om op termijn niet volledig afhankelijk te zijn van schuldfinanciering, op termijn gestuurd moeten worden op begrotingsoverschotten.
De uiteindelijke opgave en benodigde bijsturing is mede afhankelijk van keuzes die het Rijk maakt over de structurele bekostiging van gemeenten. Hoe meer de VNG erin slaagt om afspraken te maken over de structurele verbetering van de balans tussen taken en middelen, hoe minder gemeenten moeten ingrijpen op de dienstverlening en voorzieningen voor inwoners en bedrijven.